Hoe zat het ook alweer
Iedereen die voor 1-1-2018 is getrouwd zonder huwelijkse voorwaarden valt onder het regime van de ‘algehele gemeenschap van goederen’. Alle inkomsten, bezittingen en schulden vallen in deze gemeenschap. Alle schuldeisers kunnen hun volledige openstaande vordering verhalen op de inkomsten en de bezittingen van beide gehuwden*.
Bij huwelijken zonder huwelijkse voorwaarden na 1-1-2018 ontstaat na het huwelijk nog steeds een gemeenschap van goederen. Voorhuwelijkse privé-bezittingen en privé-schulden vallen daar niet in. Alle inkomsten, bezittingen en schulden van na het huwelijk alsmede de al aanwezige gezamenlijke bezittingen en schulden vallen wel in de gemeenschap van goederen*.
Hoe kan je nu nog ‘last’ hebben van de privé schulden van je echtgenoot?
Het pijnpunt zit aan de kant van de inkomsten. Zoals hierboven omschreven vallen alle inkomsten na het huwelijk in de gemeenschap van goederen. De gehuwden zijn ieder voor de helft gerechtigd tot dit inkomen. Een privé-schuldeiser mag verhaal halen op het aandeel van zijn schuldenaar, dus op de helft van al het inkomen.
Een rekenvoorbeeld laat zien hoe dit werkt.
- A en B trouwen op 1-1-2019 zonder huwelijkse voorwaarden.
- A heeft 10.000 voorhuwelijkse privé-schuld. De schuldeiser wil het maximale bedrag per maand boven het vrij te laten bedrag (vtlb) ontvangen.
- Er zijn geen bezittingen of andere schulden.
- A heeft een inkomen van 1000 per maand
- B een inkomen van 2500 per maand.
- Vtlb gehuwden (fictief) = 1000
Zoals hierboven omschreven valt al het inkomen in de gemeenschap van goederen (€ 3.500 p.m.). Dat betekent dat alles boven het vtlb voor gehuwden beschikbaar is voor schuldeisers van A en B (€ 3.500 p.m. – € 1.000 p.m. = € 2.500 p.m.). De privé- schuldeiser van A mag de helft van dit bedrag (= € 1.250 p.m.) per maand opeisen (want dat is het aandeel van A in de gemeenschap). Dit is goed nieuws voor de privé-schuldeiser die elke maand niet alleen het volledige inkomen van A ontvangt, maar daarbovenop ook nog eens een bonus van € 250 p.m.. Het huwelijk heeft voor deze schuldeiser een goede uitwerking.
Als pleister op de wonde mag B elke maand dat de privé-schuldeiser het bedrag ontvangt wel de andere € 1.250 p.m. bijschrijven op zijn privé-rekening. Dit geld hoeft in ieder geval niet meer ingezet te worden om de schulden van A af te betalen.
De totale aflossing van de privé-schuld (zonder rente) duurt op deze manier 8 maanden. Gedurende deze periode zal B wel degelijk voelen dat A een privé-schuldeiser heeft. Omdat al het inkomen van A gebruikt wordt voor het aflossen van de schuld, zal B in deze periode feitelijk alle andere lasten betalen uit zijn eigen inkomen. En zelfs een deel van de aflossing (nl. € 250 p.m.) wordt, omdat A en B getrouwd zijn, door B betaald. Het privé-vermogen dat B opbouwt in deze periode zorgt er wel voor dat eventuele onverwachte uitgaven geen problemen opleveren voor de schuldregeling. Al komen deze onverwachte uitgaven wel volledig voor rekening van B.
Via de inkomsten blijft het voor een schuldeiser mogelijk om ook een deel van de inkomsten van de nieuwe echtgenoot af te snoepen.
Conclusie
In vele nieuwsuitingen rond de wetswijziging werd aangegeven dat gehuwden nu beter beschermd zijn tegen de privé-schulden van een nieuwe echtgenoot. Deze schulden vallen immers niet meer in het schuldenpakket van beide gehuwden, maar alleen in het schuldenpakket van de echtgenoot die de schuld is aangegaan. Aan de kant van de schulden is de bescherming dus geregeld. Via de inkomsten blijft het voor een schuldeiser echter mogelijk om ook een deel van de inkomsten van de nieuwe echtgenoot af te snoepen. Het is belangrijk om trouwlustigen met schulden hierover in te lichten, zodat zij niet na het huwelijk voor verrassingen komen te staan.
Als een schuldenaar trouwt met een schuldenvrije partner dan kan dit voor een consulent schuldhulp interessant zijn in het kader van maatwerk. In die situatie zal de nieuwe echtgenoot namelijk privé-vermogen opbouwen gedurende de schuldregeling. Wellicht dat deze echtgenoot bereid is om een deel van dit vermogen in te zetten voor de aflossing van de privé-schulden van de ander, in ruil voor een verkorting van de looptijd van de schuldregeling.
*Bezittingen onder uitsluitingsclausule en bijzonder verknochte bezittingen/vorderingen laat ik voor deze opinie buiten beschouwing.