Onder het huidige recht bestaat vaak op grond van de APV een vergunningplicht voor het plaatsen van een laadpaal op of aan de weg in de buurt van een woning of bedrijf. Komt een aanvraag voor het plaatsen van een laadpaal bij het college binnen, dan beoordeelt het college of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden die de gemeente stelt. Wordt aan deze voorwaarden voldaan, dan wordt de locatie (parkeerplaats) aangewezen als oplaadplaats voor elektrische voertuigen.
Hiervoor neemt het college een verkeersbesluit (artikel 18 WVW 1994 jo. artikel 12 BABW). In het verkeersbesluit wijst het college de betreffende parkeerplaats(en) aan, door middel van het plaatsen van de verkeersborden E4 of E8 met onderbord ‘alléén opladen elektrische voertuigen’ (of ‘alléén elektrische voertuigen’). Tegen dit verkeersbesluit kan bezwaar en beroep worden ingesteld (artikel 7:1 Awb jo. artikel 8:1 Awb).
Het is afhankelijk van het gemeentelijk beleid of aan het plaatsen van laadvoorzieningen medewerking wordt verleend. Zo kan in het gemeentelijk beleid worden bepaald dat er geen laadpaal in de openbare ruimte wordt geplaatst als de aanvrager de mogelijkheid heeft om deze op eigen terrein te plaatsen. Voor het beoordelen of sprake is van eigen terrein of openbaar terrein kunt u de opinie van mijn collega Alphons van den Bergh raadplegen.
Kerninstrumenten Omgevingswet en laadpalen
Onder de Omgevingswet is het van belang dat de geschikte locaties voor het opladen van elektrische voertuigen aan de voorkant worden aangewezen. Niet naar aanleiding van een aanvraag onderzoeken of de locatie geschikt is, maar voorafgaand aan eventuele aanvragen onderzoek doen naar geschikte locaties. De meest voor de hand liggende locaties zijn openbare parkeergarages, parkeerterreinen op openbaar terrein, benzinestations en autodate-plaatsen, zoals Green Wheels.
In de Omgevingsvisie kan de gemeenteraad vastleggen (a) hoeveel energiereductie er binnen een bepaalde tijd moet plaatsvinden en (b) op welke manieren dat doel wordt verwezenlijkt. Een manier is dus bijvoorbeeld door openbare parkeerplaatsen meer te voorzien van laadpalen (elektrificeren van het Nederlands wagenpark). Die invulling kan verder worden uitgewerkt in een programma. Het voordeel bij een programma is dat kan worden gekozen voor maatregelen zoals subsidie. Let wel op dat een programma geen normatieve uitspraken bevat die juridisch bindend zijn voor andere bestuursorganen, bedrijven of burgers.
Vervolgens moet de juridische binding en dus het normatieve kader zijn plek vinden in het omgevingsplan. Bij de evenwichtige toedeling van functies aan locaties kan rekening worden gehouden met laadpalen bij de gebruiksregels en de daarvoor benodigde energie-infrastructuur. Denk aan regels over kabels en leidingen en de netwerkcapaciteit. Zo kunnen zonnepanelen op een laadpaal worden geplaatst waarmee een deel van de elektriciteit lokaal wordt opgewekt. Regels over laadpalen kunnen in het omgevingsplan worden opgenomen, maar dit is niet verplicht.
Door de kerninstrumenten van de Omgevingswet te gebruiken voor het kunnen voldoen aan het doel van het elektrificeren van het Nederlands wagenpark, wordt voorkomen dat elke aanvraag voor een laadpaal apart moet worden behandeld, er wachtlijsten ontstaan en de energietransitie feitelijk vertraging oploopt.
De inzet van de kerninstrumenten van de Omgevingswet draagt bij aan het elektrificeren van het Nederlands wagenpark.
Participatie en laadpalen
Het is daarbij van belang dat burgers nauw worden betrokken bij de keuzes die met betrekking tot laadpalen worden gemaakt in de kerninstrumenten van de Omgevingswet. Dit om te voorkomen dat een burger het niet eens is met deze keuzes en een procedure gaat starten (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBMNE:2020:3422) en om duidelijkheid te scheppen over waar laadpalen komen en onder welke voorwaarden.
Bouwbesluit 2012
Sinds 10 maart 2020 moet er bij de bouw van nieuwe woningen, nieuwe en bestaande utiliteitsgebouwen en ingrijpende renovaties van woningen en utiliteitsgebouwen verplicht laadinfrastructuur worden aangelegd (artikel 5.14 – 5.16 Bouwbesluit 2012). Dit komt door een herziening van de Europese richtlijn EPBD III.
Onder de Omgevingswet blijft deze verplichting bestaan (artikel 4.160a Bbl, artikel 4.160b Bbl en artikel 5.21c Bbl). Het geeft dus een steuntje in de rug om aan de doelen van de energietransitie te voldoen. Daarbij blijft het zaak dat de kerninstrumenten van de Omgevingswet de energietransitie waarborgen. De Omgevingsvisie biedt daarvoor, zoals gezegd, een goede basis.
Coming soon!
In onze kennisbank Schulinck Omgevingsrecht is het thema ‘Energietransitie’ te raadplegen. Binnenkort wordt het thema ‘Laadpalen onder de Omgevingswet’ ook aan de kennisbank Omgevingsrecht toegevoegd. Mocht u na het raadplegen van deze thema’s nog vragen hebben over de energietransitie en laadpalen onder de Omgevingswet, dan staan de experts van Schulinck voor u klaar om u verder op weg te helpen.