Soms voldoet een werkgever niet aan het verzoek van het college tot het verstrekken van informatie die het college nodig heeft voor de uitvoering van de Participatiewet. In zo’n geval handelt de werkgever in strijd met artikel 63 lid 1 Participatiewet. Wat kan het college doen als de werkgever blijft weigeren om de gevraagde informatie te verstrekken? Daarover gaat deze opinie.

Een werkgever – maar ook een ex-werkgever en een uitzendbureau – is verplicht om desgevraagd kosteloos opgave te doen en inlichtingen te verstrekken aan het college. Het moet dan wel gaan om gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Participatiewet (artikel 63 lid 1 Participatiewet).

Uitvoering van de Participatiewet

De gevraagde gegevens moeten betrekking hebben op de uitvoering van de Participatiewet. Onder uitvoering van de Participatiewet wordt begrepen:

  • de aanvraag van bijstand of verlening van bijstand;
  • de terugvordering van kosten van bijstand; of
  • het verhaal van kosten van bijstand van iemand die onderhoudsplichtig is.

Inlichtingen

De term ‘inlichtingen’ moet ruim worden uitgelegd. Voor de uitvoering van de Participatiewet is namelijk informatie nodig over:

  • de persoon van de belanghebbende;
  • zijn gezinssituatie;
  • zijn woonsituatie; en
  • zijn inkomsten.

Opvragen van inlichtingen en termijn

Het college kan bepalen op welke wijze de werkgever de opgaven en inlichtingen moet aanleveren. Meestal is de schriftelijke ‘papieren’ weg aangewezen. De werkgever behoort de gevraagde informatie echter digitaal (bijvoorbeeld via e-mail) of mondeling te verstrekken als het college dit nodig vindt.

Het college behoort de werkgever schriftelijk een redelijke termijn te stellen (artikel 63 lid 2 Participatiewet). Meestal is twee weken als redelijk te beschouwen. De werkgever kan de gemeente om uitstel verzoeken. De beslissing op zo’n verzoek is geen beschikking waartegen bezwaar openstaat.

Inhoud verzoek om inlichtingen door de gemeente

Gezien het voorgaande moet het college in het ‘opgave- en inlichtingenverzoek’ het volgende opnemen:

  • op welke persoon de gevraagde inlichtingen betrekking hebben;
  • welke inlichtingen precies worden verlangd;
  • goed motiveren waarom die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Participatiewet;
  • wijzen op artikel 63 lid 1 Participatiewet en de hieruit voortvloeiende verplichting;
  • een redelijke termijn stellen waarbinnen de opgaven en inlichtingen moeten worden verstrekt;
  • meedelen dat, als hij de inlichtingenplicht niet nakomt of onjuiste inlichtingen verstrekt hij zich schuldig maakt aan een strafbaar feit als bedoeld in artikel 227b Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr) of artikel 447d WvSr.

Werkgever beroept zich op de privacy van de werknemer

Naar onze overtuiging mag een werkgever verstrekking van de door het college gevraagde opgaven en inlichtingen niet weigeren met het argument dat de privacy van zijn werknemer hierdoor wordt aangetast. Wij leiden dit af uit artikel 6 lid 1 onder c Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG): de verwerking van de persoonsgegevens is rechtmatig omdat deze noodzakelijk is om te voldoen aan een wettelijke verplichting (artikel 63 lid 1 Participatiewet) die op de verwerkingsverantwoordelijke (de werkgever) rust. Om die reden hoeft de werkgever geen toestemming aan de werknemer te vragen.

Werkgever komt de inlichtingenplicht niet na: aangifte bij het OM

De werkgever die weigert de door het college gevraagde opgaven en inlichtingen te verstrekken – of binnen de gestelde termijn niets van zich laat horen – pleegt een strafbaar feit. Zie artikel 227b WvSr (in strijd met een wettelijke verplichting opzettelijk nalaten de benodigde gegevens te verstrekken; een misdrijf) en artikel 447d WvSr (in strijd met een wettelijke verplichting opzettelijk nalaten de benodigde gegevens te verstrekken; een overtreding). Op die grond kan de werkgever strafrechtelijk worden vervolgd door het openbaar ministerie, en door de strafrechter worden veroordeeld tot een forse geldboete en zelfs een gevangenisstraf.

Biedt de Algemene wet bestuursrecht een mogelijkheid?

Ingevolge artikel 5:16 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een toezichthouder inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.  Een toezichthouder is een persoon die door het college is belast met het houden van toezicht op de naleving van de Participatiewet (artikel 5:11 Awb).

De toezichthouder kan de inzage van iedereen vorderen. Artikel 5:16 Awb noch enig ander wettelijk voorschrift stellen beperkingen aan de persoon die met de vordering mag worden geconfronteerd. Ook zijn er geen beperkingen wat betreft de aard en de soort gegevens en bescheiden die mogen worden opgevraagd. Wel moet de vordering redelijk zijn (artikel 5:13 Awb). Naar huidig inzicht (RvS 7-7-2021, ECLI:NL:RVS:2021:1468) moet het gebruik van de vorderingsbevoegdheid geschikt, noodzakelijk en evenredig in strikte zin zijn.

Het niet voldoen aan een vordering tot inzage van de toezichthouder is een bestuursrechtelijke overtreding die kan leiden tot een last onder bestuursdwang en daarmee tot een last onder dwangsom.

Het college kan proberen de in artikel 63 lid 1 Participatiewet bedoelde gegevens van de werkgever te verkrijgen via een vordering van een gemeentelijke toezichthouder (als bedoeld in artikel 5:11 Awb). Het niet voldoen aan een vordering tot inzage van de toezichthouder is een bestuursrechtelijke overtreding (artikel 5:20 lid 1 Awb, in samenhang met artikel 5:1 lid 1 Awb). Die overtreding kan leiden tot een last onder bestuursdwang (artikel 5:20 lid 3 Awb) en daarmee ook tot een last onder dwangsom (artikel 5:32 lid 1 Awb). De door het college opgelegde last is dan: overleggen van de door de toezichthouder genoemde zakelijke gegevens en bescheiden – lees: de opgaven en inlichtingen als bedoeld in artikel 63 lid 1 Participatiewet) – binnen een nader aangeduide termijn (artikel 5:24 lid 1 en 2 Awb).

Voor de goede orde: algemeen wordt aangenomen dat een vordering als bedoeld in artikel 5:16 Awb (toezichtshandeling) valt te kwalificeren als een feitelijke handeling, en dus niet als een beschikking waartegen bezwaar openstaat.

Die route is voor het college aantrekkelijker dan het doen van aangifte wegens strafrechtelijke overtreding van artikel 227b WvSr of artikel 447d WvSr. Het college kan namelijk snel en op eigen initiatief krachtig doorpakken als het hiertoe de noodzaak voelt. Overigens is het handelen in strijd met artikel 5:20 lid 1 Awb strafrechtelijk gezien een misdrijf (artikel 184 WvSr: geen gevolg geven aan een bevoegd gegeven ambtelijk bevel).

Het is het overwegen waard deze bestuursrechtelijke weg te bewandelen. Wij zijn geen rechtspraak tegengekomen waarin deze constructie is gehanteerd. Daarnaast hebben we ook geen rechtspraak gevonden waarin wordt overwogen dat de constructie onmogelijk of ongeoorloofd is.

Meer informatie

Altijd op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen en uitspraken in het sociaal domein? Dat kan met een abonnement op onze online kennisbank Schulinck Participatiewet.