Lucie (74 jaar) verhuist naar een levensloopbestendige woning. Op de begane grond bevindt zich de woonkamer, keuken, badkamer en slaapkamer. Daarbij heeft zij nog één extra slaapkamer. Op deze kamer doet Lucie haar administratie. Lucie meldt zich na de verhuizing bij de gemeente. Ze wil graag huishoudelijke hulp vanuit de Wmo. Alleen hoe moet de gemeente omgaan met een slaapkamer die alleen gebruikt wordt voor de administratie? Deze vraag is na een opvallende uitspraak van de rechtbank Overijssel weer nieuw leven in geblazen.

Bij het vaststellen van de omvang van de hulp bij huishouden kan de gemeente zich beperken tot de essentiële leefruimten van de cliënt zelf. Met andere ruimten hoeft de gemeente niet of beperkt rekening te houden. Essentiële ruimtes zijn bijvoorbeeld de woon- slaap-, en badkamer, keuken en toilet. Met een logeerkamer hoeft de gemeente bijvoorbeeld geen rekening te houden. Deze kamer wordt namelijk gebruikt door derden en is daarmee geen essentiële ruimte voor de cliënt. De tweede slaapkamer voor de administratie wordt niet door derden gebruikt. Maar hoe moet de gemeente met deze kamer omgaan?

Het verplaatsen van de administratie

Zoals aangegeven heeft de rechtbank Overijssel hierover een opvallende uitspraak gedaan. De gemeente vond dat Lucie haar administratie prima kon verplaatsen naar de woonkamer. De tweede slaapkamer beschouwde de gemeente dan ook als niet in gebruik zijnde kamer. Om die reden ontvangt Lucie voor deze kamer maar 2 minuten hulp bij het huishouden.

De rechtbank was het hier niet mee eens. De gemeente mag niet treden in iemands persoonlijke keuze voor de woninginrichting en het gebruik daarvan. Met andere woorden: hoe iemand zijn woning gebruikt of inricht is in principe een gegeven. De gemeente kan dan ook niet van Lucie verwachten dat zij haar administratie in de woonkamer doet.

Een merkwaardig uitspraak wat mij betreft. De uitspraak is namelijk niet in lijn met de vaste rechtspraak. Zo oordeelde de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in 2011, 2013 en in 2016 al dat van een cliënt gevraagd mag worden om de woning te herinrichten als dit bijdraagt aan het compenseren van de beperkingen.

Gelet op de vaste rechtspraak verwacht ik dat gemeenten nog steeds kunnen verlangen dat iemand de woning anders inricht als dit de beperkingen in de zelfredzaamheid (deels) wegneemt.

(Nog) geen wijziging in de vaste rechtspraak

Gelet op de vaste rechtspraak van de CRvB verwacht ik dat gemeenten nog steeds kunnen verlangen dat iemand de woning anders inricht als dit de beperkingen in de zelfredzaamheid (deels) wegneemt. Voor een ander standpunt is de uitspraak naar mijn mening onvoldoende gemotiveerd. Bovendien heeft de rechtbank Overijssel zelf ook nog in lijn met deze vaste rechtspraak geoordeeld. En dat slechts twee dagen vóór bovenstaande uitspraak.

In die zaak ging het om de plaatsing van een scootmobielstalling voor een toegekende scootmobiel vanuit de Wmo. In geschil is of de bestaande bijkeuken een geschikte stallingsplaats is voor de scootmobiel. De rechtbank oordeelt hier juist dat van een belanghebbende verwacht mag worden dat een geschikte ruimte voor het stallen van een scootmobiel anders wordt ingericht zodat er ruimte is om de scootmobiel daadwerkelijk te stallen. Volgens dezelfde rechtbank mag hier dus wel van de cliënt gevraagd worden om de woning te herinrichten.

Eigen mogelijkheden

Ook uit de stappen van het Wmo-onderzoek volgt dat gemeenten rekening moeten houden met de eigen mogelijkheden. In de casus van Lucie gaat de rechtbank hier naar mijn mening te snel aan voorbij. Als een belanghebbende zich meldt met een hulpvraag, moet de gemeente vanuit de Wmo namelijk onderzoeken:

  • wat de hulpvraag is,
  • wat de beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie zijn,
  • wat de aard en omvang is van de gewenste en nodige maatschappelijke ondersteuning,
  • of de nodige hulp en ondersteuning kan worden geboden door de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen.

Alleen als de mogelijkheden ontoereikend zijn moet de gemeente een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo verlenen. Daarbij moet de gemeente dus ook rekening houden met de eigen mogelijkheden.

Verder moet de gemeente ook andere relevante aspecten meenemen in het onderzoek. Zo moet het stallen van de scootmobiel in de betreffende ruimte bijvoorbeeld (brand)veilig zijn. En van de cliënt die de administratie doet in de slaapkamer moet daadwerkelijk verwacht kunnen worden dat dit verplaatst wordt naar de woonkamer.

Conclusie

Zijn alle aspecten meegenomen in het onderzoek? Dan kan de gemeente een aanvraag voor een maatwerkvoorziening naar mijn mening dus nog steeds afwijzen voor zover de beperkingen in de zelfredzaamheid op te lossen zijn met een herinrichting van de woning.


Meer weten?

Wilt u meer weten over het Wmo-onderzoek? Kijk dan in de Kennisbank Schulinck Wmo op de pagina Stappen van het Wmo-onderzoek. Nog geen abonnement? Neem dan een gratis proefabonnement!