Bijstandsgerechtigden zijn verplicht om gokactiviteiten te melden. Hieruit kunnen namelijk inkomsten worden verworven. Als geen melding wordt gemaakt van de gokactiviteiten is sprake van schending van de inlichtingenplicht. Een belanghebbende moet dan aantonen hoeveel hij heeft “verdiend” met het gokken. Meestal heeft een bijstandsgerechtigde dat niet bijgehouden. Het is dan de vraag wat dit voor gevolgen heeft.

Aan de hand van een casus wil ik eerst laten zien hoe de CRvB omgaat met deze situatie aan de hand van de heersende jurisprudentielijn van dit moment.1 Recent zijn er een viertal uitspraken gepubliceerd van de Rechtbank Rotterdam over bijstandsgerechtigden die gokactiviteiten niet hebben gemeld.2 De conclusie van deze uitspraken is een heel andere als die van de CRvB, en zal ik ook bespreken.

Casus: Alex heeft een bijstandsuitkering. De gemeente heeft aan de hand van ontvangen bankafschriften geconstateerd dat hij in de maanden mei 2022 (totaal € 600,-), juli 2022 (totaal € 500,-) en oktober 2022 (totaal € 500,-) veelvuldig uitgaven heeft gedaan in het casino. Alex heeft deze gokactiviteiten niet gemeld bij de gemeente. Ook heeft hij geen administratie bijgehouden van zijn gokactiviteiten. Hierdoor is niet duidelijk wat Alex heeft “ verdiend” met het gokken.   

Lijn CRvB

De CRvB hanteert al jarenlang dezelfde lijn in situaties waarbij een bijstandsgerechtigde gokactiviteiten verzwegen heeft. In een recente CRvB-uitspraak van augustus 20223 wordt dit nog eens herhaald: bij het verzwijgen van gokactiviteiten moet de bijstandsgerechtigde aannemelijk maken dat hij recht op bijstand zou hebben, als hij wel melding had gemaakt van de gokactiviteiten. Geeft een belanghebbende geen inzicht in de omvang van de gokactiviteiten, dan kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld. Het recht op bijstand kan dan worden ingetrokken in de maanden dat belanghebbende gegokt heeft.4

Alex heeft gegokt in de maanden mei 2022, juli 2022 en oktober 2022. In de maanden dat Alex gegokt heeft, is sprake van schending van de inlichtingenplicht. Hij heeft geen administratie bijgehouden van zijn gokactiviteiten, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Het recht op bijstand over de maanden mei 2022, juli 2022 en oktober 2022 moet daarom worden ingetrokken en de verstrekte bijstand over die maanden moet volledig worden teruggevorderd. Of Alex per saldo meer heeft verloren dan gewonnen en de behaalde winsten weer heeft verspeeld, doet dan niet ter zake.

Geeft een belanghebbende geen inzicht in de omvang van de gokactiviteiten, dan kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld

Vuistregel Rechtbank Rotterdam

De rechtbank Rotterdam heeft in september 2022 vier uitspraken gedaan en een vuistregel gecreëerd aan de hand waarvan de inkomsten uit gokken wel vastgesteld zouden kunnen worden. Dit ondanks dat een administratie ontbreekt. Deze vuistregel houdt in dat de gokinkomsten gelijk worden gesteld aan de bedragen die bij het gokken zijn ingezet (bijvoorbeeld in het casino zijn gepind). Van deze vuistregel kan worden afgeweken indien de bijstandsgerechtigde weigert zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek van de gemeente of als er concrete aanwijzingen zijn dat de bijstandsgerechtigde met het gokken meer heeft verdiend dan hij heeft verklaard. In zulke gevallen mag de gemeente wel overgaan tot terugvordering van de volledige bijstandsuitkering. De uitspraken van de Rechtbank Rotterdam leidde ook tot kamervragen.

Alex heeft gegokt in de maanden mei 2022, juli 2022 en oktober 2022. Volgens de vuistregel kan het recht op bijstand wel worden vastgesteld. De (gok)inkomsten van Alex over de maanden mei 2022, juli 2022 en oktober 2022 moeten worden vastgesteld op respectievelijk € 600,-, € 500,- en € 500,-. Deze bedragen moeten in de desbetreffende maand in mindering worden gebracht op de bijstandsnorm, hetgeen resulteert in een herziening van het recht op bijstand en een terugvordering. 

Welke lijn volgen we nu?

We hebben nu 2 rechterlijke instanties die een min of meer tegengestelde visie hebben. Volgens de lijn van de CRvB kan het recht op bijstand van Alex over de betreffende maanden niet worden vastgesteld en volgens de visie van de Rechtbank Rotterdam kan dat aan de hand van de vuistregel wel. De nieuwe vuistregel van de Rechtbank Rotterdam is minder “streng” dan de heersende lijn van de CRvB. De CRvB komt tot de conclusie dat de bijstand volledig moet worden teruggevorderd in de maanden dat is gegokt, terwijl de Rechtbank Rotterdam de terugvordering beperkt tot (kortgezegd) de bedragen die in de desbetreffende maanden bij het gokken zijn ingezet.

De gedachte van de Rechtbank Rotterdam dat het onredelijk en onwenselijk is om enkel door het ontbreken van een deugdelijke administratie van gokken tot algehele terugvordering over te gaan, volg ik zeker. Bijstandsgerechtigden moeten hun hele bijstandsuitkering terugbetalen, terwijl ze meestal niet zo veel verdienen aan het gokken. Daarnaast is het voor een bijstandsgerechtigde achteraf nagenoeg onmogelijk een sluitende en verifieerbare administratie te overleggen van gokken.

Maar we kunnen er alleen niet omheen dat als sprake is van schending van de inlichtingenplicht, de bijstandsgerechtigde moet aantonen dat hij toch recht op bijstand heeft. Lukt, dit niet dan kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld. Daar is veel rechtspraak over verschenen, bijvoorbeeld uitspraken die gaan over het niet melden van handel in goederen op internet/marktplaats of over het niet melden van werkzaamheden. En dat geldt ook voor gokken. Als een belanghebbende geen volledig beeld geeft van zijn gokactiviteiten en hoeveel hiermee is verdiend, kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld. En dan kan de gemeente het recht op bijstand intrekken, dat schrijft artikel 54 lid 3 2de volzin Participatiewet voor.

Conclusie

De gemeente Rotterdam is in hoger beroep gegaan tegen de uitspraken van de Rechtbank Rotterdam. Het is nu afwachten of de CRvB mee zal gaan in de lijn van de Rechtbank Rotterdam en daarmee een streep gaat zetten door de heersende lijn in de jurisprudentie. Mijn verwachting is dat de CRvB niet mee zal gaan in de gecreëerde vuistregel van de Rechtbank Rotterdam.

 

 

 

1 CRvB 29-05-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1612, CRvB 05-03-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:703 en CRvB 15-12-2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3422.

2 Rechtbank Rotterdam 2-9-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:7358, Rechtbank Rotterdam 2-9-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:7362, Rechtbank Rotterdam 2-9-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:7360 en Rechtbank Rotterdam 2-9-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:7357.

3 CRvB 9-8-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1848.

4 Artikel 54 lid 3 2de volzin Participatiewet.