Richtlijn 2001/55/EG
Het begrip gezinsleden heeft niet altijd in de RooO gestaan. De RooO zoals gepubliceerd in Staatscourant 2022, nr. 9469 geeft in artikel 1 onderdeel c van de RooO wel een omschrijving van het begrip ontheemden. In de toelichting op dat artikel wordt een omschrijving gegeven van gezinsleden, te weten:
- Huwelijkspartner of niet-gehuwde partner waarmee een duurzame relatie wordt onderhouden
- Minderjarige ongehuwde kinderen (binnen of buiten huwelijk geboren of geadopteerd)
- Andere naaste familieleden die met het gezin samenwoonden en die volledig of grotendeels afhankelijk zijn.
Bovenstaande omschrijving vindt zijn oorsprong in artikel 15 van Richtlijn 2001/55/EG.
Rva 2005
Op 1 december 2022 is de RooO gewijzigd (Staatscourant 2022, nr. 31970). Het begrip gezinsleden werd in artikel 1 van de RooO opgenomen. De begripsomschrijving luidt:
“gezinsleden: de volgende leden van het gezin van de ontheemde die in verband met de tijdelijke bescherming in Nederland aanwezig zijn:
1°.echtgenoten of aan gehuwden gelijkgestelde partners;
2°.hun minderjarige kinderen, mits zij ongehuwd en van hun afhankelijk zijn;
3°.de vader, moeder, of een andere volwassene die volgens het recht of de praktijk in Nederland verantwoordelijk is voor de minderjarige en ongehuwde ontheemde;”
De begripsbepaling is overgenomen uit de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005, ook wel bekend als Rva 2005.
Praktijkvoorbeeld
Hieronder volgt een praktijkvoorbeeld waarin kennelijk onduidelijkheid bestaat over de vraag of er al dan niet sprake is van “gezinsleden” in het kader van de RooO.
Een Oekraïense mevrouw die in de gemeentelijke opvang (GO) verblijft en een financiële toelage (leefgeld) ontvangt krijgt een relatie met een Oekraïense man die ook in de GO verblijft. Zij gaan samenwonen op 1 kamer. De man heeft inkomsten uit arbeid. Zijn inkomsten zijn meer dan het leefgeld voor een gezin. Heeft de Oekraïense vrouw nog recht op leefgeld?
Regels van de Participatiewet
Op grond van artikel 3 lid 2 onderdeel a van de Participatiewet wordt de ongehuwde die een gezamenlijke huishouding voert met een ander, ook beschouwd als gehuwd of echtgenoot voor de toepassing van de Participatiewet. In artikel 3 lid 3 van de Participatiewet staat gezamenlijke huishouding gedefinieerd, te weten: “Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.”
Als de regels van de Participatiewet gevolgd worden kunt u tot de slotsom komen dat de vrouw geen recht meer heeft op leefgeld. Immers de man waarmee de vrouw samenwoont heeft voldoende inkomsten. Maar is dat wel zo? Nee, want de regels van de Participatiewet zijn niet van toepassing op de RooO. Daarnaast kent de RooO het begrip gezamenlijke huishouding niet zoals opgenomen in de Participatiewet.
Bij gezinsleden gaat het om de echtgenoten of aan gehuwden gelijkgestelde partners volgens het Nederlands recht
Nederlands recht
In de toelichting op Staatscourant 2022, nr. 31970 staat:” Van belang is dat het bij gezinsleden gaat om de echtgenoten of aan gehuwden gelijkgestelde partners volgens het Nederlands recht… .” Vanuit de praktijk kwam de vraag of “Nederlands recht” uitgelegd moest worden als het Nederlands (sociaal zekerheids-)recht? Dat is niet het geval. Maar wat dan wel? Het gaat om formele familierechtelijke betrekkingen die door bloedverwantschap, huwelijk, geregistreerd partnerschap (of ouderschap en/of gezag) of adoptie met elkaar verbonden zijn. Het geregistreerd partnerschap is een vorm van burgerlijke staat dat gelijkgesteld is met het huwelijk. Dit betekent dat de vrouw in bovenstaand voorbeeld recht behoudt op leefgeld ondanks het feit dat de man met wie zij samenwoont inkomsten heeft.
Gelijkstelling met de Participatiewet gewenst
In artikel 7 en artikel 13 van de RooO is geregeld dat het college het leefgeld kan beperken of intrekken als de ontheemde langer dan 28 dagen per kalenderjaar niet in de opvang is verschenen. Deze termijn is inmiddels al in lijn gebracht met de termijn genoemd in artikel 13 lid 1 onderdeel e van de Participatiewet, waar overigens gesproken wordt over 4 weken in plaats van 28 dagen.
Ik acht het niet rechtvaardig dat ongehuwd samenwonenden in bovenstaand voorbeeld een andere behandeling krijgen dan bij de systematiek van de Participatiewet. In de Participatiewet geldt immers dat het inkomen van de partner van invloed is op de hoogte en het recht op bijstand. Dit ondermijnt het principe van rechtsgelijkheid en zorgt ervoor dat de ene groep meer bestaanszekerheid heeft dan de andere. Het verdient dan ook aanbeveling om de RooO (ook) op dit punt te harmoniseren met de uitgangspunten van de Participatiewet.
Meer informatie over de RooO is te vinden in de Kennisbank Schulinck Participatiewet.