Wet vereist géén minnelijk aanbod voor Wsnp-verzoek
Anders dan vaak wordt gedacht eist de wet helemaal geen minnelijk aanbod aan alle schuldeisers. Maar wat staat er dan wel? Dat vinden we in art. 285 lid 1 sub f Faillissementswet (Fw). Hierin staat dat er bij het Wsnp-verzoek het volgende moet zijn toegevoegd:
“een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen”
Je hoeft dus volgens de wet helemaal geen aanbod te doen als dat bij voorbaat kansloos is. Maar je moet wél goed uitleggen waarom een minnelijke regeling niet mogelijk is.
Je hoeft dus volgens de wet helemaal geen aanbod te doen als dat bij voorbaat kansloos is.
Ook rechters zien minnelijk aanbod niet per se als vereiste voor een Wsnp-verzoek
Eind vorig jaar ging het in de Tweede Kamer ook al over dit wetsartikel. De Christenunie vroeg de regering hierop te reflecteren, met name voor “die gevallen waarin het klip en klaar is dat een Wsnp-traject effectiever is dan een minnelijke regeling”. De minister gaf daarop aan:
“Vanuit Recofa1 is aangegeven dat het huidige format van de 285 Fw-verklaring voldoende ruimte geeft om daarin uit te leggen «dat en waarom is afgezien van een aanbod aan de schuldeisers en (aldus) waarom een buitengerechtelijke schuldregeling niet tot de mogelijkheden behoort».”2
De rechter-commissarissen hebben dus eind vorig jaar, via de minister, laten weten dat een minnelijk aanbod niet nodig is, als je maar goed uitlegt waarom.
In de rechtspraak beginnen we dat ook langzaam terug te zien. Recent was er nog een uitspraak van de rechtbank Overijssel3. De schuldhulpverlener wist dat meerdere schuldeisers niet akkoord zouden gaan met een schuldregelingsvoorstel. Alleen deze schuldeisers zijn toen aangeschreven met een minnelijk aanbod. En zoals verwacht leidde dat tot een weigering. Daarna is direct het Wsnp-verzoek gedaan zonder eerste alle andere schuldeisers aan te schrijven. De rechtbank oordeelde dat deze methode voldoende was om de conclusie te trekken dat er geen reële mogelijkheden waren om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. En liet de aanvrager toe tot de Wsnp.
Hoe kleed je als schuldhulpverlener zo’n Wsnp verzoek aan?
Het is voor rechters misschien ook nog even wennen, dus hoe pak je zo’n Wsnp-verzoek aan?
Ga waar nodig altijd direct voor de Wsnp. Laat je daarbij niet afschrikken door het feit dat rechtbanken hier een aantal jaar geleden nog kritisch op waren. Want zoals eerder al aangegeven vereist de wet geen minnelijk aanbod als dat kansloos is. En de tijden zijn veranderd.
Natuurlijk moet de rechter wel kunnen vaststellen dat er echt geen reële mogelijkheden zijn. Dus zorg ervoor dat je goed uitlegt waarom het doen van een aanbod kansloos is. Zo maak je het de rechter zo makkelijk mogelijk om de Wsnp toe te kennen.
Duidelijkheid vanuit de rechtspraak kan een zinloos aanbod ook voorkomen
Naast de schuldhulpverleners, kunnen ook rechters een belangrijke bijdrage leveren. Een duidelijk standpunt vanuit de rechtspraak helpt. Zo weten de schuldhulpverleners waar ze aan toe zijn. En wanneer ze het zinloze aanbod mogen overslaan.
Recofa heeft recent al aangegeven dat een uitleg waarom een minnelijke regeling niet mogelijk is, voldoende is. Maar het is nog niet duidelijk over welke situaties dat precies gaat. Duidelijkheid kan verschaft worden door in de Recofa-richtlijnen een lijst op te nemen met situaties waarin een minnelijke regeling sowieso geen reële kans op een schuldenvrije toekomst biedt. Bijvoorbeeld als:
- cliënt al jarenlang de post ongeopend weg heeft gegooid4;
- er sprake is van een mogelijke toekomstige regresvordering. Want je wil niet dat zo’n vordering levenslang als een zwaard van Damocles boven het hoofd van je cliënt blijft hangen5;
- er een betwiste vordering is.
Ook de wetgever kan een extra steentje bijdragen
Ook de wetgever kan zijn steentje bijdragen. Er ligt op dit moment een amendement om het wetsartikel (285 Fw) aan te passen. Voorgesteld wordt om “buitengerechtelijke schuldregeling” in het wetsartikel te vervangen voor “oplossing voor de schulden”6. Een mooie ontwikkeling, die nog wel wat extra verduidelijking nodig heeft. Want iedere rechter zal, net als bij de huidige wettekst, een ander idee hebben over een oplossing van de schulden.
Daarom zou het nóg beter zijn als de wetgever zorgt voor duidelijkheid. Dat kan door een aantal veelvoorkomende situaties waarin iemand rechtstreeks naar de Wsnp zou moeten kunnen, op te nemen in de wet. Daarmee kan de wetgever ervoor zorgen dat schuldhulpverleners minder tijd kwijt zijn met een bij voorbaat kansloos aanbod, en dus meer tijd overhouden om mensen te helpen.
Ook vanuit de gedachte van de trias politica is het wenselijk dat de wetgever deze touwtjes in handen neemt. En als dat gebeurt, is aanpassing van de Recofa-richtlijnen niet eens meer nodig.
Conclusie
Een zinloos aanbod is zonde van de tijd. Zeker nu steeds meer mensen in de problemen komen. Ik hoop dus dat de wetgever de handschoen oppakt en zorgt voor meer duidelijkheid in de wet. In oktober staat er een vergadering van de Tweede Kamer op de planning waarbij de wijziging van de Wsnp besproken wordt. Mocht de wetgever deze kans laten liggen, dan kan Recofa nog zorgen voor extra duidelijkheid. Maar wat er ook gebeurt: schuldhulpverleners kunnen ook met de huidige wettekst al aan de slag!
1 Landelijk overlegorgaan van rechter-commissarissen.
2 Kamerstukken II 2021/22, 35915, 6
3 Rechtbank Overijssel 25 juli 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:2328
4 Een Msnp is een overeenkomst. En geldt dus alleen voor de schuldeisers die zijn aangeschreven en vervolgens hebben ingestemd met het aanbod. Bij de Wsnp krijgt de cliënt een schone lei, ook voor schuldeisers die zich niet melden.
5 Bij de Wsnp valt dit onder de schone lei. Dat is geregeld in art. 299 lid 1 sub e Fw.