Kan een zorgverlener (zzp’er) die kwalitatief goede zorg biedt en voldoende werkervaring heeft, maar niet de volgens het beleid vereiste diploma’s heeft, het formele pgb-tarief (hierna tarief) ontvangen? Of is het informele tarief voldoende? Deze vragen stonden centraal in een aantal recente uitspraken van de rechtbank Limburg. In mijn opinie bekijk ik het oordeel van de rechtbank over deze vragen en geef ik aanbevelingen over hoe hiermee om te gaan in de praktijk.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelde in een uitspraak dat het lagere tarief voor informele zorg niet voldoende is. De zzp’er heeft recht op het formele tarief. Dit volgt uit het evenredigheidsbeginsel.

Uit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) volgt dat ondersteuning met een persoonsgebonden budget (pgb) ingekocht kan worden. De cliënt kiest dan zelf voor een zorgverlener. Gemeenten maken vaak gebruik van verschillende tarieven voor de verschillende zorgverleners. Denk aan een lager tarief voor informele zorgverleners, zoals familie of vrijwilligers en een hoger tarief voor formele zorgverleners met een diploma zoals geregistreerde zorgprofessionals.

Volgens de rechtbank is het tariefverschil tussen informele en formele zorgverleners een goed middel om de kwaliteit van de zorg te waarborgen. Maar is het diplomavereiste voor het formele tarief in strijd met het evenredigheidsbeginsel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit beginsel houdt in dat maatregelen niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot het doel dat ze dienen. Het weigeren van het formele tarief voor de zzp’er die wel genoeg ervaring heeft en kwalitatief goede zorg levert is in dit geval volgens de rechtbank Limburg onterecht.

Het evenredigheidsbeginsel en de zzp’er

Het evenredigheidsbeginsel betekent dat de overheid bij het toepassen van regels moet zorgen dat de gevolgen niet te streng zijn voor de betrokkenen. De rechtbank vindt dat de ervaring van een zzp’er het feit dat hij de vereiste diploma’s niet heeft compenseert. Daar ben ik het mee eens. De zorgverlener moet kunnen voldoen aan de kwaliteitseisen zoals vastgelegd in de voorwaarden voor het verkrijgen van een pgb (artikel 2.3.6 lid 2 Wmo 2015). Het is niet altijd nodig dat een zorgverlener specifieke diploma’s heeft om te kunnen voldoen aan de kwaliteitseisen. De ervaring van een zzp’er kan in mijn ogen ook aantonen dat de zorgverlener bekwaam is en net zo goed zorg kan verlenen als een formeel gekwalificeerde zorgverlener. Een lager tarief blijven hanteren voor een zzp’er zonder diploma’s is dan niet eerlijk.

Wanneer de situatie erom vraagt moeten gemeenten flexibeler omgaan met de voorwaarden voor een formeel tarief.

Gevolgen voor de praktijk

Welke gevolgen hebben deze uitspraken voor gemeenten? Het oordeel van de rechter benadrukt dat de regels voor het verstrekken van pgb’s en het vaststellen van de tarieven flexibel moeten zijn. Wanneer de situatie erom vraagt zullen gemeenten dus flexibeler moeten omgaan met de voorwaarden voor het verstrekken van het formeel tarief. Ook als hierover regels zijn opgenomen in de (Wmo-)verordening. Vooral wanneer zorgverleners aantoonbare ervaring hebben en zorg van kwaliteit bieden, maar enkel niet kunnen voldoen aan de diplomavereisten.

Mijn advies

Wees voorzichtig met het strikt handhaven van diploma-eisen. Dit kan onevenredige gevolgen hebben voor zorgverleners die kwalitatief goede zorg leveren en in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. Ook bij het toekennen van pgb’s is maatwerk dus het uitgangspunt.

 

PGB in de Wmo 2015 en de Jeugdwet

Tijdens de opleiding gaat u dieper in op de verschillen en overeenkomsten tussen de uitvoeringsregels van het pgb in de Wmo 2015 en de Jeugdwet.