Er is sprake van een arbeidsovereenkomst als de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving, artikel 7:610 BW. De bedoeling van de partijen, zoals de maatstaf gold na Groen/Schroevers, speelt hierbij geen rol, aldus de Hoge Raad in ECLI:NL:HR:2020:1746. Hoe verhoudt zich dit nu ten opzichte van een participatieplaats?

Voorwaarden participatieplaats

Bij een participatieplaats gaat het om het verrichten van op arbeidsinschakeling gerichte werkzaamheden, die onder verantwoordelijkheid van het college in het kader van de Participatiewet, worden verricht, naast of in aanvulling op reguliere arbeid, artikel 10a Participatiewet. De werkzaamheden mogen niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Met andere woorden: het moet gaan om additionele werkzaamheden. De werkzaamheden kunnen maximaal worden verricht voor de duur van 2 jaar en zijn onbeloond. Een belanghebbende heeft na 6 maanden recht op een premie als bedoeld in artikel 31 lid 2 onderdeel j Participatiewet.

Wetsgeschiedenis

In de memorie van toelichting bij de Wet Participatieplaatsen heeft de regering de mogelijke angst van gemeenten, dat een rechter zal oordelen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, weggenomen. Door meer zekerheid te geven dat uitkeringsgerechtigden onder bepaalde voorwaarden gedurende langere perioden werkzaamheden kunnen verrichten met behoud van uitkering.1 Gemeenten mogen hun eigen beleid voeren als het gaat om re-integratie. Dit betekent dat er voor verschillende gemeenten, verschillenden regels kunnen gelden. Om als gemeenten toch die zekerheid te ervaren geeft de memorie van toelichting het volgende aan: zolang wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in het eerste jo. vierde lid van de artikelen 10a Participatiewet en artikel 38 IOAW/IOAZ, is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst.2

Voorwaarden arbeidsovereenkomst

Mijn collega Juul Jeurissen is in haar opinie al ingegaan op de mogelijk nieuwe weg die wordt ingeslagen aangaande de vaststelling of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Artikel 7:610 BW omschrijft de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Er moet dus sprake zijn van 3 elementen, arbeid, loon en gezag.

Participatieplaats ten opzichte van arbeidsovereenkomst

De Hoge Raad heeft in haar arrest, anders dan uit het arrest Groen/Schroevers is afgeleid, bepaald dat de bedoeling van partijen geen rol speelt bij de vraag of de overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Waar het om gaat is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst.3 Dus is er sprake van arbeid, loon en gezag? Aan de hand van bovengenoemd arrest zullen ter discussie liggende elementen, loon en arbeid, worden besproken.

Belanghebbende ontving geen loon voor haar werkzaamheden. Ze ontving enkel de premie zoals neergelegd in artikel 10a lid 6 Participatiewet. Uit de wetsgeschiedenis van de Participatiewet volgt dat de stimuleringspremie is bedoeld als beloning voor de inspanningen die uitkeringsgerechtigden plegen om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. De Hoge Raad oordeelt dat gelet op het doel van de stimuleringspremie, het niet is te beschouwen als loon in de zin van artikel 7:610 lid 1 BW.4

Het belangrijkste punt is de invulling van de werkzaamheden, de arbeid. Zoals aangegeven is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst bij een participatieplaats zolang aan de voorwaarden van artikel 10a Participatiewet wordt voldaan. Het moet dus gaan om additionele werkzaamheden. Belanghebbende gaf aan dat zij dezelfde werkzaamheden verrichte als haar andere collega’s in dezelfde functie. De gemeente heeft aan het hof een verklaring overgelegd van de toenmalige leidinggevende. Hierin stond welke taken, behorende bij haar functie, belanghebbende wel en welke taken ze niet heeft uitgevoerd. Belanghebbende heeft de juistheid van deze verklaring niet betwist. Het hof concludeert op basis hiervan dat belanghebbende niet dezelfde werkzaamheden heeft verricht, zodat geen sprake is geweest van gelijke arbeid.5

De Hoge Raad oordeelt het volgende: het hof heeft een onjuiste opvatting gehad met betrekking dat bij de kwalificatie van de overeenkomst de bedoeling van de partijen mede van belang is (Groen/Schroevers). Het hof is echter wel tot de juiste conclusie gekomen. Namelijk dat niet uit de door partijen gesloten overeengekomen wederzijdse rechten en verplichtingen volgt dat de tussen hen gesloten overeenkomst de kenmerken van een arbeidsovereenkomst heeft.6

Zolang wordt voldaan aan de voorwaarden van een participatieplaats, is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst.

Betekenis

Deze uitspraak zorgt, naar mijn idee, voor een verduidelijking van de vraag of een participatieplaats kan worden gezien als een arbeidsovereenkomst. Het antwoord is nee. Mits aan de voorwaarden van artikel 10a Participatiewet wordt voldaan. Dit laatste is belangrijk en dient ervoor te zorgen dat, hoewel gemeenten beleidsvrijheid hebben bij re-integratieactiviteiten, ze zich ook aan de wet dienen te houden. Er moet dus onder andere sprake zijn van additionele werkzaamheden en de maximale termijn is 2 jaar.

Wordt niet aan de voorwaarden voldaan dan krijg je een andere discussie. Het klopt dat je dan nog steeds niet kan stellen dat iemand loon heeft ontvangen, maar je kan ook niet meer terugvallen op de wetsgeschiedenis die stelt dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst als aan artikel 10a Participatiewet wordt voldaan. Mijn hoop hiermee is dat er naar aanleiding van dit arrest kritisch wordt gekeken dat een belanghebbende echt alleen additionele werkzaamheden doet. En, als dat niet het geval is, belanghebbende de mogelijkheid krijgt om een arbeidsovereenkomst aan te gaan. Het mag nooit de bedoeling zijn dat een belanghebbende daadwerkelijk werkt met enkel behoud van uitkering.

1 ECLI:NL:PHR:2020:698, r.o. 11.19 en ECLI:NL:GHAMS:2019:1327 r.o. 3.5.

2 Indien hierna gesproken wordt over artikel 10a Participatiewet, dan wordt hiermee ook artikel 38 IOAW/IOAZ bedoeld.

3 ECLI:NL:HR:2020:1746, r.o. 3.2.2.

4 ECLI:NL:HR:2020:1746, r.o. 3.2.2.

5 ECLI:NL:GHAMS:2019:1327 r.o. 3.8 en 3.9.

6 ECLI:NL:HR:2020:1746, r.o. 3.2.4.