Gelukkig is er inmiddels een akkoord bereikt over het verlagen van de werkdruk. Het aantal cliënten per jeugdbeschermer wordt vanaf 1 mei stapsgewijs verlaagd. Hopelijk wordt de sector hierdoor aantrekkelijker voor werknemers en komt er meer aandacht voor de gezinnen die dit zo hard nodig hebben. Op de korte termijn betekent dit akkoord echter wel dat de wachtlijsten verder kunnen oplopen. Wat betekent dit voor het vrijwillige jeugdhulptraject bij gemeenten? De zogenoemde ‘drangtrajecten’ lijken hierdoor steeds dwingender te worden. Maar kan dat wel?
Het drangtraject: een overgangsgebied tussen het vrijwillige en gedwongen kader
De laatste tijd zie ik dat de gemeenten door de oplopende wachtlijsten bij de Raad voor de Kinderbescherming (Raad) en de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) steeds meer onder druk komen te staan als ouders niet mee willen werken. Van gemeenten lijkt dan steeds meer te worden verwacht in het overgangsgebied tussen het vrijwillige en gedwongen kader.
De afgelopen jaren is in de praktijk namelijk een onduidelijk tussengebied ontstaan. Vrijwillige hulp onder de noemer ‘drang’ of ‘preventieve jeugdbescherming’. In dit drangkader probeert men ouders en/of jeugdige te bewegen hulp in het vrijwillig kader te accepteren. Dit om het gedwongen kader te voorkomen. In sommige gemeenten zijn jeugdbeschermingstafels of- pleinen opgericht. Aan deze tafel wordt door verschillende instanties bekeken wat er voor het gezin nodig is en geprobeerd ouders in beweging te krijgen.
Een dergelijk drangtraject is niet wettelijk vastgelegd. De gemeenten zetten dit vaak in voordat er een verzoek tot onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel bij de Raad wordt ingediend. Sterker nog, we horen steeds vaker dat gemeenten eerst een jeugdbeschermingstafel moeten organiseren voordat ze een verzoek tot onderzoek mogen doen. Dit zijn vaak afspraken die met de Raad zijn gemaakt. Natuurlijk moet je als gemeente zoveel mogelijk proberen de jeugdige in het vrijwillig kader te helpen. Ook zonder crisis in de jeugdbescherming, juich ik dat alleen maar toe. Maar er zijn wel een aantal kanttekeningen.
Van gemeenten lijkt steeds meer te worden verwacht in het overgangsgebied tussen het vrijwillige en gedwongen kader.
Van dwang mag geen sprake zijn
De beschermingstafel is geen wettelijk geregeld overleg, dus in de wet staan ook niet de rechten en plichten van de betrokkenen opgenomen. Dit brengt risico’s met zich mee. Je moet ervoor waken dat de rechtsbescherming van de betrokkenen niet wordt ontnomen. Het inzetten van drang is geen besluit in de zin van de Awb en hiertegen staat dus ook geen bezwaar open. Er is nog steeds sprake van het vrijwillig kader. Professionals kunnen ouders proberen te bewegen hulp te accepteren, maar ze mogen ouders niet dwingen. In het vrijwillig kader mag alleen jeugdhulp worden verleend als de ouders met gezag en/of de jeugdige daarmee instemmen.
Maar het komt ook voor dat ouders helemaal niet willen meewerken aan de beschermingstafel. Zij geven dan meestal ook geen toestemming om gegevens over hun kind te delen. Heeft het organiseren van een beschermingstafel dan nog wel zin? Ouders zijn er niet om in beweging te krijgen en over de jeugdige mag niet worden gesproken. Voor het delen van informatie over de jeugdige tijdens dit overleg is bij gebrek aan een wettelijke basis voor gegevensuitwisseling namelijk toestemming van de ouders met gezag nodig. De enige optie die dan nog overblijft, is het anoniem bespreken van de casus. Dit kan zeker waardevol zijn, maar in de praktijk is dat meestal niet de bedoeling. Als de Raad dan een verzoek tot onderzoek niet wil oppakken, omdat er geen beschermingstafel is geweest, staan de gemeenten met de rug tegen de muur. Ze kunnen ouders niet dwingen hulp te accepteren of toestemming te geven voor het delen van gegevens over hun kind. Als de Raad het dan ook niet wil overnemen, gebeurt er niets.
Is dit een ontwikkeling die past bij de wens van de minister?
Het rijk en de VNG werken al langere tijd aan een oplossing in de jeugdbescherming met het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Dit beschrijft in grote lijnen hoe de kind- en gezinsbescherming er over vijf tot tien jaar uit kan zien. Daarnaast komt de minister af en toe met extra maatregelen om de druk op de jeugdbescherming op de korte termijn te verlagen. Eén daarvan is het voorkomen van onnodige kinderbeschermingsmaatregelen door eerder hulp aan te bieden in lokale teams. In dit kader moeten gemeenten meer inzetten op preventieve maatregelen. Ook wil de minister dat gemeenten meer gaan inzetten op het versterken van de eigen kracht van een gezin en hen ondersteunen om (weer) regie te nemen. De Raad moet vóór de start van een kinderbeschermingsonderzoek beoordelen of onderliggende problemen voldoende zijn aangepakt.
Dat er dus steeds meer druk op gemeenten komt te staan om bijvoorbeeld drangtrajecten in te zetten, past wel bij de wens van de minister om in het vrijwillig kader alles uit de kast te halen. Op zich goed, want een kinderbeschermingsmaatregel is een ingrijpende maatregel die sowieso niet onnodig moet worden opgelegd. Maar hier zitten dus wel grenzen aan. Als ouders in het vrijwillig kader niet willen meewerken, kan je als professional hen wijzen op de gevolgen van hun handelen (of eerder niet handelen), maar van dwang mag geen sprake zijn. Als het belang van de jeugdige dit vraagt, moet de Raad het dan toch echt gaan overnemen.