Hier kan ik nu nog geen definitief en volmondig “ja” op zeggen. Wel is er in februari 2025 een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Europese Hof) verschenen over het boetestelsel onder de (oude) Wet inburgering 2013. Over dat arrest zijn inmiddels ook Kamervragen gesteld. Naar mijn mening kunnen we uit het arrest van het Europese Hof wel alvast wat (voorzichtige) conclusies trekken over het boetestelsel onder de nieuwe Wi2021.
Arrest Europese Hof
De zaak gaat over een asielstatushouder uit Eritrea die moet inburgeren op grond van de oude Wet inburgering 2013. De man kreeg een boete van € 500,-, omdat hij het inburgeringsexamen niet op tijd had behaald. Ook moest hij zijn lening van € 10.000,- volledig terugbetalen.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) had over deze zaak vragen gesteld (zogenaamde prejudiciële vragen) aan het Europese Hof. Zij wilde van het Europese Hof weten of het (oude) Nederlandse inburgeringsstelsel 2013 voldoet aan de Europese Kwalificatierichtlijn. En specifiek of personen die internationale bescherming genieten (asielstatushouders) verplicht kunnen worden, op straffe van een geldboete, om te slagen voor een inburgeringsexamen.
Het Europese Hof vindt dat inburgeringscursussen en examens verplicht mogen worden gesteld voor asielstatushouders. Alleen kan er slechts in zeldzame gevallen een boete worden opgelegd. Bijvoorbeeld als er duidelijk bewijs is dat iemand niet bereid is om te integreren. Als het inburgeringsexamen niet wordt behaald, kan dit niet stelselmatig worden bestraft met een geldboete. Daarbij komt dat de geldboete in geen geval zo hoog mag zijn dat zij de asielstatushouder, gelet op zijn persoonlijke en gezinssituatie, een onredelijke financiële last zou opleggen. Tevens vindt het Europese Hof dat het niet mogelijk is dat asielstatushouders zélf de volledige kosten moeten dragen voor hun inburgering (ingeval ze niet tijdig aan de inburgeringsplicht voldoen). Het uitgangspunt moet juist zijn dat inburgering in beginsel kosteloos is.
Naar mijn mening heeft het arrest van het Europese Hof ook gevolgen voor het boetestelsel onder de nieuwe Wet inburgering 2021.
Impact arrest op Wi2021?
Onder de Wi2021 hoeven asielstatushouders geen lening meer aan te vragen. Gemeenten zijn immers verantwoordelijk voor het bekostigen van het inburgeringstraject voor asielstatushouders. Wel kunnen asielstatushouders op verschillende momenten boetes krijgen. De gemeente kan een boete opleggen bij het:
- niet verschijnen of niet meewerken brede intake;
- niet nakomen van de verplichtingen uit het persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP);
DUO kan een boete opleggen bij het:
- niet tijdig afronden van de leerroute.
Het arrest van het Europese Hof ziet op het oude inburgeringstelsel zoals dat gold tot 2022. Maar naar mijn mening zet dit arrest het boetestelsel onder de nieuwe Wi2021 ook op losse schroeven. De overwegingen van het Europees Hof zijn naar mijn mening ook van belang voor de momenten dat gemeenten op grond van de Wi2021 aan asielstatushouders boetes kunnen opleggen.
Bijvoorbeeld de overweging dat er alleen in uitzonderlijke gevallen een geldboete kan worden opgelegd, zoals wanneer blijkt dat er sprake is van een bewezen en aanhoudend gebrek aan bereidheid tot integratie. En de overweging (kortgezegd) dat stelselmatig straffen met een geldboete niet mag.
Op grond van de Wi2021 zou je een asielstatushouder in principe meteen een boete op kunnen leggen bij 1x verwijtbaar wegblijven van de taalles. Bij de 2de, 3de, 4de e.v. keer verwijtbaar wegblijven, kan telkens opnieuw een boete worden opgelegd. En bij het niet op komen dagen tijdens een afspraak voor de brede intake krijgt een asielstatushouder, na een eerste waarschuwing te hebben gegeven, in principe ook meteen een boete. Dit lijkt me op gespannen voet staan met de overweging van het Europese Hof, dat er sprake moet zijn van een “bewezen en aanhoudend gebrek aan bereidheid tot integratie”.
Hoe zit het met de gezins- en overige migranten?
Het arrest van het Europese Hof gaat over artikel 34 van de Europese Kwalificatierichtlijn. Dit artikel verplicht de lidstaten om personen die internationale bescherming genieten, toegang te bieden tot integratieprogramma’s. Bij personen die internationale bescherming genieten gaat het om asielstatushouders. Gezinsmigranten en overige migranten in de zin van artikel 19 van de Wet inburgering 2021 vallen niet onder de bescherming van artikel 34 van de Europese Kwalificatierichtlijn. Het arrest is dus ook niet van toepassing op gezinsmigranten.
Hoe nu verder?
De zaak zal nu verder worden behandeld door de ABRvS. Die gaat in overeenstemming met het arrest van het Europese Hof uitspraak doen in het hoger beroep in de zaak van de Eritrese asielstatushouder. Hoewel deze uitspraak betrekking zal hebben op de Wet inburgering 2013, is het arrest van het Europese Hof (en het uiteindelijke antwoord van de ABRvS), ook van belang voor de Wet inburgering 2021. Dit komt doordat asielstatushouders onder de Wet inburgering 2021 eveneens op verschillende momenten boetes kunnen krijgen. Die kunnen in strijd zijn met artikel 34 van de Europese Kwalificatierichtlijn. Als gevolg daarvan sluit ik niet uit dat bepaalde onderdelen van het nieuwe inburgeringsstelsel zullen moeten worden aangepast, om te voldoen aan de Europese Kwalificatierichtlijn.