Ook komt het regelmatig voor dat burgers anoniem willen blijven bij de behandeling van een verzoek tot handhaving, het geven van een zienswijze of het indienen van bezwaar en/of beroep. Vaak is angst voor wraakacties van de persoon waarover zij klagen of het (verder) verstoren van de relatie een reden voor anonimiteit. Denk hierbij onder meer aan verzoeken om handhavend op te treden tegen buren omdat zij – volgens de verzoeker – in strijd met een bestemmingsplan hun terrein gebruiken voor het opslaan van bouwmaterialen.
De anonimiteitsverzoeken werken ook door in de fase van beroep. Het verzoek om anonimiteit, hoe begrijpelijk ook, kan ook een negatief effect hebben op een efficiënte en effectieve rechtsgang bij de bestuursrechter. Hoe gaat een bestuursrechter met een verzoek om anonimiteit om en wat betekent dat voor het bestuursorgaan?
Problemen voor de bestuursrechter
Geanonimiseerde zienswijzennota bij omgevingsvergunning windmolenpark
Diverse omwonenden hebben hun zienswijzen bij het college (van burgemeester en wethouders) naar voren gebracht (art. 3:15 lid 1 Awb) tegen de ontwerpomgevingsvergunning (art. 2.12 lid 1 onder a sub 3 Wabo) voor een windmolenpark. Het college verleent, na het beoordelen van de zienswijzen, vervolgens de omgevingsvergunning, waarvan de zienswijzennota onderdeel uitmaakt. Enige omwonenden zijn het hiermee oneens, en stellen beroep bij de rechtbank in. Op verzoek van de rechtbank verzendt het bevoegd gezag de op de zaak betrekking hebbende stukken (art. 8:42 lid 1 Awb), waaronder een geanonimiseerd exemplaar van de zienswijzennota. “Moet volgens de AVG”, aldus de bij de stukken gevoegde brief.
Probleem voor de bestuursrechter: hij kan niet zien of de eisende partijen indertijd een zienswijze naar voren hebben gebracht, en daarmee niet adequaat beoordelen of hun beroepen ontvankelijk zijn (art. 6:13 Awb). Geen zienswijze = geen beroep.
Geen zienswijze = geen beroep.
Handhavingsverzoek
Burger X doet een verzoek tot handhaving. Dit verzoek leidt tot het opleggen van een last onder bestuursdwang aan zijn buurman Y. De last houdt in dat buurman Y het gebruik van zijn weiland als plaats voor de opslag van bouwmaterialen moet staken en gestaakt moet houden.
Hiertegen maakt Y bezwaar. Zonder succes, want na een heroverweging (art. 7:11 lid 1 Awb) blijft de last in stand. Y stelt beroep in bij de rechtbank, die X wil uitnodigen om als partij aan het geschil deel te nemen (art. 8:26 lid 1 Awb).
Reden: in beroep wordt het besluit op bezwaar van het bestuursorgaan vernietigd en voorziet de bestuursrechter zelf in de zaak. Dit is een herroeping van de last die ook is aan te merken als een afwijzing van het handhavingsverzoek van buurman X. Hierdoor is X belanghebbende met een belang tegengesteld aan dat van Y.
Probleem voor de bestuursrechter: hij kan geen brief aan X sturen, bij gebrek aan persoonsgegevens.
Hoe gaat de bestuursrechter met het anonimiteitsverzoek om?
Als beroep bij de bestuursrechter wordt ingesteld tegen beslissing op bezwaar of een besluit dat tot stand is gekomen met een uniforme openbare voorbereidingsprocedure (artikel 3:10 e.v. Awb) zal hij het bestuursorgaan hiervan op de hoogte stellen en verzoeken om de op de zaak betrekking hebbende stukken toe te zenden (art. 8:42 lid 1 Awb).
Hulp van het bestuursorgaan
Het bestuursorgaan is verplicht om de op de zaak betrekking hebbende stukken in te zenden. Die verplichting geeft echter ook ruimte voor de mededeling dat uitsluitend de bestuursrechter van de originele stukken kennis mag nemen (art. 8:29 lid 1 Awb). Die actie staat ook wel bekend als een verzoek om geheimhouding, aangezien uiteindelijk de bestuursrechter eenzijdig bepaalt of beperkte kennisneming is gerechtvaardigd (art. 8:29 lid 3 Awb) en door de toewijzing van het verzoek andere partijen het document in kwestie niet onder ogen krijgen (vgl. art. 8:29 lid 4 Awb).
De bestuursrechter zal een dergelijk geheimhoudingsverzoek alleen honoreren bij gewichtige redenen (artikel 8:29 Awb). Dit vergt een afweging van het belang op gelijke proceskansen tegenover het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Slechts in bijzondere gevallen valt het oordeel uit in het voordeel van degene die anoniem wil blijven (zie: ECLI:NL:RBROT:2018:7943 en ECLI:NL:RBOVE:2020:2919).
Hieruit kan worden afgeleid dat het (verwerend) bestuursorgaan een verantwoordelijkheid heeft om de bestuursrechter te helpen bij diens pogingen om te bepalen:
- welke (rechts)personen aanspraak maken op rechtsbescherming volgens de Awb. De bestuursrechter moet immers kunnen vaststellen of degene die beroep heeft ingesteld:
- belanghebbende is; en
- tegen het ontwerpbesluit een zienswijze heeft ingediend (artikel 6:13 Awb);
- of het geheimhoudingsverzoek gerechtvaardigd is, door de verzoeker te vragen om het verzoek expliciet te motiveren en aan te geven waarom het belang van geheimhouding zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij op een eerlijke en gelijkwaardige procespositie. De verzoeker kan dan bovendien worden geïnformeerd dat een anonimiseringsverzoek niet altijd hoeft te worden gehonoreerd. Op basis van die informatie kan diegene dan alsnog bepalen om beroep in te stellen of niet.