Een ander speerpunt van de Minister is het beschikbaar stellen van extra geld voor gemeenten en provincies om extra personeel in te huren en regionale samenwerkingen op te zetten. In theorie kan dit werken. De praktijk is weerbarstiger. Gemeenten worstelen nu al met het vinden van personeel.
Kritiek leveren is makkelijk. Zelf met oplossingen komen mooier. In deze opinie sta ik daarom stil bij het limitatieve en imperatieve stelsel dat geldt voor de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen”. Ik beschrijf wat dit stelsel betekent. En ik bekijk of dit onderdeel kan zijn van de oplossing voor het mogelijk maken van snellere woningbouw.
Werking toetsingskader aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is bepaald dat een omgevingsvergunning nodig is voor de activiteit “bouwen” (artikel 2.1 lid 1 letter a Wabo). In sommige gevallen is daarop een uitzondering gemaakt. Er kan dan zonder omgevingsvergunning worden gebouwd. In deze opinie laat ik deze uitzondering verder voor wat het is.
Als er sprake is van vergunningplichtig bouwen, dan schrijft de Wabo (artikel 2.10 lid 1) een vast toetsingskader voor. Kort gezegd bestaat dit uit 4 onderdelen:
- Het bestemmingsplan
- Het Bouwbesluit
- De gemeentelijke bouwverordening
- De redelijke eisen van welstand
Dit toetsingskader is limitatief en imperatief. Dat betekent enerzijds dat het is beperkt tot deze onderdelen. Anderzijds betekent het dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning moet verlenen als de aanvraag past binnen alle onderdelen. Andersom, als niet aan alle onderdelen is voldaan, dan moet het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren.
Positief effect op werklast ambtelijk apparaat
Er is dus geen ruimte voor het bevoegd gezag om een andere afweging te maken. Dit gegeven zorgt er in zichzelf reeds voor dat de besluitvorming sneller kan plaatsvinden. Er is dan namelijk minder werk gemoeid met de behandeling van de aanvraag. Het bevoegd gezag hoeft dan bijvoorbeeld niet te beoordelen of het wel kan afwijken van het bestemmingsplan (bij een aanvraag in strijd met het bestemmingsplan). Dit soort beoordelingen kosten meer tijd. Er moeten vaak ook meer disciplines worden betrokken bij de beoordeling. Dat is bij een passende aanvraag niet nodig. Het ambtelijk apparaat wordt hierdoor dus minder belast. Er kunnen sneller en dus meer omgevingsvergunningen worden verleend.
Inwerkingtreding omgevingsvergunning voor het bouwen
Als een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” is verleend, mag de vergunninghouder nog niet meteen beginnen met bouwen. Pas op het moment dat de vergunning in werking is getreden, mag de bouw starten. Dat gebeurt met ingang van de dag na de bekendmaking van de omgevingsvergunning (artikel 6.1 lid 1 Wabo).
De bekendmaking van de omgevingsvergunning gebeurt feitelijk door toezending of uitreiking van de omgevingsvergunning aan de aanvrager door het bevoegd gezag (artikel 3:41 lid 1 Awb). Dat moment valt in de praktijk vaak samen met de dag waarop de omgevingsvergunning is verleend. Het ligt normaalgesproken in ieder geval nooit veel later. Dat betekent dat een vergunninghouder in principe snel na vergunningverlening kan starten met de bouw. Toch gebeurt dat dan niet altijd. Dat kan te maken hebben met de risico’s van bezwaar.
Bezwaar tegen omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen”
Tegen het besluit om een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” te verlenen staat bezwaar open. Na bekendmaking heeft een belanghebbende 6 weken de tijd om een bezwaar in te dienen.
Hoewel een vergunninghouder snel na vergunningverlening kan starten met bouwen, kan hij uit voorzichtigheid de keuze maken om pas te starten met bouwen als hij zeker weet dat er geen bezwaren zijn of totdat de omgevingsvergunning onherroepelijk is. Hij bouwt immers op eigen risico zolang de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is.
Positief effect op starten met bouwen
De vraag is echter hoe groot voornoemd eigen risico eigenlijk is. Hierboven heb ik uitgelegd dat er een limitatief en imperatief stelsel geldt voor een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen”. Als gevolg van deze systematiek is het voor een bezwaarmaker moeilijk om een omgevingsvergunning voor (alleen) de activiteit “bouwen” aan te vechten. Alleen als het bevoegd gezag een fout heeft gemaakt bij de toetsing van de aanvraag aan de 4 onderdelen van het toetsingskader, is er een kans dat het bezwaar moet worden gehonoreerd. Hierin schuilt een mogelijkheid voor een vergunninghouder om zonder al te veel risico te starten met bouwen zodra de omgevingsvergunning in werking is getreden.
Anders gezegd: een aanvrager van een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” kan door het limitatieve en imperatieve stelsel aan de voorkant een goede inschatting maken van de slagingskans van een eventueel bezwaar en beroep. Als hij ervoor zorgt dat de aanvraag past binnen het toetsingskader van artikel 2.10 lid 1 Wabo, dan kan er weinig mis gaan. En kan hij snel (na inwerkingtreding van de vergunning) starten met bouwen.
Aandachtspunten bij het voldoen aan het toetsingskader voor de activiteit “bouwen”
Bestemmingsplan
Als een aanvrager ervoor zorgt dat zijn aanvraag voldoet aan het toetsingskader van artikel 2.10 lid 1 Wabo, dan levert dat dus tijdswinst op. De aanvraag kan sneller behandeld worden en de kans van slagen van een bezwaar of beroep is beperkt waardoor de aanvrager kan overwegen om meteen na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning te starten met bouwen.
Te mooi om waar te zijn? Het hangt ervan af hoe een aanvrager in de wedstrijd zit. Een belangrijke voorwaarde is dat het bouwplan binnen de bouwregels van het bestemmingsplan past. In de praktijk kan dit een heikel punt zijn. Het kan namelijk betekenen dat het bouwplan dat de aanvrager voor ogen heeft anders moet worden dan hij eigenlijk wil. Hij zal misschien concessies moeten doen. Bijvoorbeeld een plat dak in plaats van een schuin dak, of een bouwlaag minder.
Ik wil natuurlijk niemand zijn of haar droomwoning ontzeggen.
Maar is daar dan geen oplossing voor? Ik wil natuurlijk niemand zijn of haar droomwoning ontzeggen.
Bij bestaande woonbestemmingen zie ik die oplossing niet zo snel. De aanvrager zal zichzelf dan de vraag moeten stellen wat het hem waard is om de feitelijke bouw te versnellen.
Maar als het gaat om een nieuwbouwlocatie waarvoor nog een bestemmingsplan in de maak is, dan is er de mogelijkheid om de bouwregels dusdanig in te steken dat de woning passend binnen het bestemmingsplan kan worden ontworpen. Daarvoor is wel noodzakelijk dat de architect eerder aan aan de slag gaat met het ontwerp van de woning(en), zodat dit afgestemd kan worden met de gemeente en betrokken kan worden bij het opstellen van de bouwregels van het bestemmingsplan.
Stikstof
Van belang is nog om te melden dat er afhankelijk van de locatie mogelijk een natuurtoestemming nodig is, omdat het bouwplan significante gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied. Als dit zich voordoet, dan maakt dat de genoemde voordelen ongedaan.
Tot slot
Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. Het limitatieve en imperatieve stelsel van artikel 2.10 lid 1 Wabo biedt kansen om sneller te kunnen bouwen. De keuze hiervoor ligt bij de aanvrager. Is het de oplossing? Dé oplossing bestaat denk ik niet, maar het kan zeker een bijdrage leveren.
Wil je meer weten over omgevingsvergunningen? In onze kennisbank Schulinck Omgevingsrecht hebben wij er een thema aan gewijd. Ook bieden wij de Basiscursus Ruimtelijk Ordeningsrecht en bouwen onder de Wabo aan. Heb je hulp nodig bij een concrete casus? Onze helpdesk biedt uitkomst! Als je geen abonnement hebt op onze kennisbank en dus geen gebruik kunt maken van onze helpdesk, dan zijn wij je graag van dienst via een consultancy-opdracht.