In verband met de coronacrisis heeft het kabinet een noodpakket samengesteld voor banen en economie. Een onderdeel van dit noodpakket is extra tijdelijke ondersteuning van zelfstandig ondernemers in de vorm van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Naast het verstrekken van bedrijfskrediet voorziet de Tozo in algemene bijstand voor levensonderhoud wanneer het inkomen van een zelfstandige als gevolg van de coronacrisis tot onder het sociaal minimum daalt. Zie voor een overzicht van de regeling ook onze infographic.

In deze bijdrage wil ik stilstaan bij 2 vraagstukken met betrekking tot de algemene bijstand op grond van de Tozo die volgens mij in de beschikbare bronnen (nog) onderbelicht zijn gebleven. Het eerste vraagstuk gaat over welke norm er geldt bij gehuwden waarvan een partner de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Het andere vraagstuk betreft welke gemeente verantwoordelijk is bij verhuizing. De Tozo valt onder de paraplu van de Participatiewet. De Tozo wijkt op enkele punten af van deze wet, maar is niettemin verweven met de Participatiewet. Dat is belangrijk voor beantwoording van Tozo-vraagstukken.

Welke norm geldt er voor gehuwden waarvan er een pensioengerechtigd is?

Een vraag die wij al een aantal keer hebben ontvangen via de juridische helpdesk is welke norm er geldt voor gehuwden waarvan een partner wel en een partner niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. In de toelichting op de Tozo worden de artikelen genoemd die volgens het kabinet van toepassing zijn op de Tozo: 20, 21 en 24 Participatiewet (Stb. 2020, 118, p. 16-17)

  • belanghebbenden waarvan ten minste een de leeftijd van 18, 19 of 20 jaar heeft;
  • belanghebbenden van 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd;
  • gehuwden waarvan een echtgenoot geen recht heeft op algemene bijstand.

De norm voor gehuwden waarvan een partner wel en een partner niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt staat in het niet in de toelichting genoemde artikel 22 onder c Participatiewet. Men zou zich kunnen afvragen of die norm in deze situatie moet worden toegepast? Of dat de norm voor gehuwden waarvan een partner geen recht heeft op bijstand geldt? In het eerste geval bedraagt de bijstandsnorm €1.594,42. In het tweede geval is de bijstandsnorm veel lager: €751,66.

De Tozo is namelijk gebaseerd op de Participatiewet en kan niet afwijken van de bepalingen van onder andere 20, 21, 22 en 24 Participatiewet.

Naar mijn mening moet de norm van artikel 22 onderdeel c Participatiewet worden toegepast. Dit artikel werkt door naar de Tozo ondanks dat het in de toelichting niet wordt genoemd. De Tozo is namelijk gebaseerd op de Participatiewet en kan niet afwijken van de bepalingen van onder andere 20, 21, 22 en 24 Participatiewet. Dit volgt uit artikel 78f Participatiewet waarop de AMvB is gebaseerd. Mijns inziens beoogt de toelichting ook niet af te wijken. De toelichting benoemt – mogelijk onbewust – simpelweg deze situatie niet.

Mijn oordeel dat alle bijstandsnormen die worden genoemd in de Participatiewet ook van toepassing zijn op de Tozo wordt ook ondersteund door het volgende. Formeel is ook de kostendelersnorm van artikel 22a Participatiewet van toepassing op de Tozo. Het kabinet geeft dat toe, maar wil de kostendelersnorm buiten toepassing laten om ervoor te zorgen dat gemeenten snel en efficiënt aanvragen kunnen afhandelen. Juist omdat in de Tozo niet kan worden afgeweken van de bijstandsnormen uit de Participatiewet is gemeenten expliciet verzocht de kostendelersnorm – contra legem – niet toe te passen in afwachting op wetgeving die afwijking van de Participatiewet op dit punt mogelijk maakt (Stb. 2020, 118, p. 20-21). Dit is de enige uitzondering ten aanzien van de bijstandsnormen. Een dergelijk verzoek – los van de vraag of dat ook kan aangezien het materieel tot een veel ongunstiger resultaat leidt – is niet gedaan voor het buiten toepassing laten voor de norm voor gehuwden waarvan er één de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.

Verhuizen

Stel een belanghebbende heeft algemene bijstand op grond van de Tozo en verhuist. Welke gemeente is dan verantwoordelijk voor de bijstandsverlening? In feite wijkt de Tozo op dit punt niet af van de Participatiewet. Artikel 40 lid 1 Participatiewet bepaalt dat het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar belanghebbende woonplaats heeft. Dit betekent dat het recht op bijstand na verhuizing bestaat jegens de gemeente waar belanghebbende dan woont. Formeel moet de zelfstandige een nieuwe aanvraag indienen en moet de nieuwe gemeente de bijstandsverlening op grond van de Tozo overnemen. Er is geen bepaling zoals we die kennen in het kader van de loonkostensubsidie (namelijk dat bij verhuizing de oorspronkelijke gemeente verantwoordelijk blijft voor de verstrekking). Het is begrijpelijk dat een dergelijk detail niet is geregeld, zeker gelet op de snelheid waarmee de AMvB in het leven is geroepen. Maar het was denk ik wel beter als dit wel was geregeld. Juist nu het een tijdelijke (nood)regeling betreft, gemeenten door het rijk volledig worden gecompenseerd en snel en efficiënt moet worden gehandeld. Daar komt bij dat het recht op algemene bijstand bestaat voor ten hoogste 3 aaneengesloten kalendermaanden binnen maart tot en met augustus 2020 waardoor het nodig is dat gemeenten goed ervan op de hoogte zijn over welke periode belanghebbende al algemene bijstand op grond van de Tozo heeft ontvangen. In dit kader zou het passend zijn als bij verhuizing – contra legem wordt gehandeld en – slechts één gemeente verantwoordelijk is voor de bijstandsverlening. Andere kant van de medaille is wel dat dergelijke gevallen zich niet vaak zullen voordoen in dit korte tijdsbestek. Wellicht kunnen de betrokken gemeenten als de situatie zich voordoet met het ministerie van SZW in contact treden om de meest praktische weg te kunnen bewandelen? Nog beter zou zijn als de staatssecretaris van SZW zich hierover zou willen uitspreken.