Bij de Omgevingswet behoort de Nationale Omgevingsvisie oftewel de rijksvisie op de leefomgeving. De startnota ‘De opgaven voor de Nationale Omgevingsvisie’ is hiertoe door het kabinet geformuleerd.
4 opgaven
In de startnota zijn 4 strategische opgaven beschreven, waarbij een samenhangende aanpak meerwaarde biedt:
- Naar een duurzame en concurrerende economie;
- Naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving;
- Naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving;
- Naar een waardevolle leefomgeving.
Opgaven voor de toekomst
Ook in de toekomst moet ons land een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving bieden en economisch kunnen floreren. Daarom is het van belang om inzicht te hebben in de opgaven waar Nederland voor staat. De druk op de ruimte, op onze leefomgeving, vraagt voortdurend om afweging van verschillende belangen. Internationale ontwikkelingen, de invloed van technologie en de groeiende verschillen tussen regio’s vragen om snellere, creatieve en integrale afwegingen. Het klimaat verandert en we willen zorgvuldiger omgaan met energiebronnen en grondstoffen. Ook dat stelt ons voor nieuwe opgaven.
Brede maatschappelijke betrokkenheid
Het Kabinet heeft deze eerste stap gezet samen met de daad- en denkkracht van een groot aantal maatschappelijke organisaties en individuen. Meerdere vervolgstappen zijn nog nodig voor het ontwikkelen en vaststellen van de Nationale Omgevingsvisie. In 2017 worden de beleidsopties verkend en ontwikkeld.Op basis daarvan kan het Kabinet vervolgens een koers bepalen. Ook bij deze vervolgstappen worden de provincies, gemeenten, waterschappen, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties betrokken.
Commissie Infrastructuur en Milieu
De commissie Infrastructuur en Milieu heeft vandaag 171 vragen over de Startnota gesteld aan de minister. Het betreft vragen als “Wat is de bedoeling en de status van de voorliggende startnota ‘Opgaven voor de Nationale Omgevingsvisie’?”, “Kunt u aangeven of, en zo ja, op welke manier, u bestuurlijke afspraken (zoals het Kustpact of Green Deals) die reeds gemaakt zijn en/of gemaakt worden met decentrale overheden en die betrekking hebben op de fysieke ruimte, maar niet of slechts gedeeltelijk terugkomen in ‘harde’ wet- en regelgeving, gaat opnemen in de NOVI?” en “Waarom kiest u direct in de inleiding van de NOVI duidelijk voor een economische invalshoek terwijl het uitgangspunt de kwaliteit van de leefomgeving is? Hoe verhouden beide invalshoeken zich tot elkaar?”.