De mensen die zich bij gemeenten bezighouden met bodemvraagstukken, worden overvraagd. Datagedreven werken en jonge aanwas vanuit hogescholen, universiteiten en traineeprogramma’s kunnen verlichting brengen. Dat zijn 2 van de adviezen uit de tussenrapportage over het programma Regionale kennisschakels bodem.
Kennis over bodem niet altijd beschikbaar
In de bodem komen vele grote maatschappelijke opgaven samen, zoals de woonopgave en de energietransitie. De concurrentie om de beschikbare ruimte onder het maaiveld neemt toe. Dit zijn relatief nieuwe fenomenen waarvoor ruimtelijke ondergrondse regie nodig is. De besluiten die daarvoor nodig zijn, vragen om kennis die nu nog niet altijd bij gemeenten beschikbaar is.
Regionale kennisnetwerken opzetten
Bij grote landelijke kennisinstellingen zit genoeg kennis, en ook individuele gemeenten laten per project onderzoek doen. Maar er is geen goede structuur om alle kennis voor alle gemeenten te ontsluiten. In het VNG-programma ‘Regionale kennisschakels bodem en ondergrond’ werken daarom 7 pilotregio’s mee aan het opzetten van regionale kennisnetwerken, die onderdeel worden van een nieuwe nationale kennisinfrastructuur.
Ontwikkelingen verankeren
Het tussenrapport laat zien dat er mooie ontwikkelingen zijn, maar focust op de vraag wat nodig is om deze ontwikkelingen ook echt duurzaam te laten zijn. ‘Tijd’ is daarin een belangrijk factor: regionale kennisnetwerken ontwikkelen en verankeren zich langzaam.
Daarnaast hebben de ervaringen uit de eerste periode inspiratie opgeleverd. Een van de adviezen is dan ook om vanuit de regionale geleerde lessen een bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van de nationale kennisinfrastructuur.