De Eerste Kamer blijft zorgen houden of de invoering van de Omgevingswet per januari 2023 wel verantwoord is. De senaat wil voor de zomer weliswaar een voorlopig besluit nemen, maar wil in het najaar nog aan de noodrem kunnen trekken. Het blijft daarmee onzeker of de wet op 1 januari van kracht wordt.
Voor het zomerreces stemt de senaat over de invoeringsdatum per 2023, zo is afgesproken in een overleg met minister Hugo de Jonge (Ruimtelijke Ordening). Als een meerderheid dan akkoord gaat, wordt het geen volmondig ja, maar een ‘ja, mits’. Pas als het Adviescollege ICT-toetsing in het najaar oordeelt dat het verantwoord is om de wet op 1 januari in te voeren, omdat het voor de wet cruciale digitale stelsel naar behoren werkt, zal de senaat definitief zijn akkoord geven. Zonder groen licht van het adviescollege moet de invoering worden uitgesteld, vindt de Eerste Kamer.
De Omgevingswet bundelt alle wetten en regels op het gebied van ruimtelijke ordening, waardoor het makkelijker is om een vergunning aan te vragen en deze sneller te kunnen verlenen.
De laatste plenaire vergadering van de senaat is op 12 juli. De Jonge had gehoopt om voor de zomer een definitief ja van de Eerste Kamer te krijgen, zodat de invoeringsdatum vast zou staan. De Jonge kan wel meegaan in de gewenste noodrem van de senaat. Een definitief ja moet er wel in oktober komen, benadrukte hij.
Als er in oktober geen onomkeerbaar besluit wordt genomen, komt De Jonge zelf met een voorstel tot uitstel van invoering. “Als die helderheid er niet in oktober is, dan zeg ik zelf dat invoering op 1 januari niet verantwoord is.”
Bij een meerderheid van de Eerste Kamer leven er nu nog te veel zorgen over vooral het digitale stelsel van de Omgevingswet, het DSO. De senaat wil voorkomen dat het aanvragen van vergunningen door burgers en bedrijfsleven een ramp wordt, omdat het DSO niet goed werkt.
De invoering van de wet is al vijf keer eerder uitgesteld. Recent zei De Jonge nog niet de wet niet verder te willen uitstellen.