Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gaat zijn stikstofmetingen nog dit jaar uitbreiden. Met extra meetpunten, verspreid over het land, wil het instituut preciezer in kaart gaan brengen hoeveel schadelijke stikstofverbindingen in de lucht zitten en neerkomen in de natuur.
Het RIVM kijkt ook naar andere bronnen die mogelijk van pas kunnen komen. Zo wordt in samenwerking met TNO en het KNMI onderzocht of satellietmetingen hier een rol in kunnen spelen. Ook metingen van burgers kunnen mogelijk nuttig zijn, al merkt het RIVM op dat hun meetapparatuur vaak niet zo nauwkeurig is als de professionele apparatuur die wetenschappers gebruiken.
Uitbreiding van het meetnet was een van de aanbevelingen van een adviescommissie onder leiding van emeritus hoogleraar Leen Hordijk. Op diverse plaatsen in het land komen er meetpunten bij. Zo krijgt het zogeheten Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden er tien punten bij. In zo’n 80 natuurgebieden wordt nu al gemeten hoeveel ammoniak daar neerkomt. Ammoniak is vooral afkomstig van de landbouw. Het is een van de stikstofverbindingen die schade kan veroorzaken aan de natuur en de gezondheid. Naast ammoniak meet het RIVM stikstofoxiden. Die zijn onder meer afkomstig van verkeer en industrie.
Het aantal meetpunten voor de zogeheten droge depositie van ammoniak gaat van 3 naar 10. Droge depositie is het neerkomen van ammoniak die door de lucht is meegevoerd. De andere variant heet natte depositie, daarvan is sprake als het regent. Ook hiervoor komen er twee meetpunten bij.
Met de extra punten “ontstaat een zo goed mogelijk beeld van de stikstofdepositie in Nederland”, aldus het RIVM. Het belang daarvan is duidelijk, want de metingen spelen een belangrijke rol in het stikstofbeleid van de overheid. Er is ook veel kritiek op geweest de afgelopen jaren, onder meer van boeren die de cijfers wantrouwen.