Nadat in maart van dit jaar de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet is vastgesteld, zijn nu ook de overgangstermijnen voor omgevingsvisie en omgevingsplan in overleg met de koepelorganisaties bepaald.
Hiermee komt duidelijkheid over de termijnen waarbinnen de nieuwe decentrale instrumenten geïmplementeerd moeten zijn.
Omgevingsvisie
Voor de gemeentelijke omgevingsvisie wordt opgenomen dat deze uiterlijk op 1 januari 2027 moet zijn vastgesteld. Daarbij is aangesloten bij de termijnen van 3 jaar die in de invoeringswetgeving waren aangekondigd.
Omgevingsplan
Voor het gemeentelijk omgevingsplan is in overleg met de koepelorganisaties gekozen voor 1 januari 2032. Daarbij wordt uitgegaan van een transitietermijn van 8 jaar. De 8 jaar lijkt een haalbare termijn voor gemeenten om tot een gefaseerde ‘ombouw’ te kunnen komen van bestemmingsplannen, andere ruimtelijke planfiguren en lokale verordeningen, naar het nieuwe deel van het omgevingsplan. Deze termijn geeft naar verwachting voldoende tijd voor het kunnen bieden van de nodige participatiemogelijkheden en het voorzien in politiek gevoelige kwesties en discussiepunten. Daarbij is van belang dat veel gemeenten al met de voorbereiding zijn gestart.
Monitoring
De instrumenten van de Omgevingswet kunnen helpen om de huidige transities aan te pakken. Daarmee hebben bevoegd gezagen meer handvatten om integraal afwegingen te maken in de leefomgeving en zo de maatschappelijk doelen te halen. Het is voor gemeenten wel een forse klus: het omzetten van alle huidige plannen naar 1 samenhangend omgevingsplan. De voortgang die gemeenten maken met betrekking tot het omgevingsplan (en het daarbij overhevelen van onderwerpen uit lokale verordeningen) zal jaarlijks worden gemonitord.
Na 3 jaar wordt geëvalueerd en bezien of meer tijd nodig is en of het noodzakelijk is om de datum van het einde van de transitietermijn te heroverwegen. Ook wordt dan bekeken in hoeverre aanvullende actie, bijvoorbeeld in de vorm van extra ondersteuning, nodig is.
Vaststelling
Naar verwachting wordt in juli via een koninklijk besluit de benodigde overgangstermijnen voor de nieuwe decentrale instrumenten formeel vastgesteld.
Overige termijnen
Voor de waterschapsverordening wordt de datum van 1 januari 2026 vastgelegd. Uiterlijk op die datum moeten de waterschappen de nieuwe waterschapsverordening overeenkomstig de Omgevingswet hebben vastgesteld. Voor de provinciale omgevingsvisies, de omgevingsverordeningen, de nationale omgevingsvisie, de algemene maatregelen van bestuur en de ministeriële regeling is geen overgangstermijn nodig. Deze instrumenten van de provincies en het rijk zijn al vastgesteld of zullen nog worden vastgesteld voor inwerkingtreding zodat deze gelijktijdig met de Omgevingswet in werking treden.