Verduurzaming van de landbouw en een forse vermindering van het aantal dieren in de veehouderij levert meer op dan het kost. Die conclusie trekt onderzoeksbureau Ecorys, dat in opdracht van Greenpeace diverse toekomstscenario’s heeft doorgerekend.
Overstappen op een ecologisch landbouwsysteem dat beter is voor de natuur en de gezondheid van mensen, vergt forse investeringen: gemiddeld ruim 3,6 miljard euro per jaar in de komende twee decennia. Voor dat geld kunnen bijvoorbeeld boeren worden uitgekocht en natuurgebieden worden hersteld. In de berekeningen is uitgegaan van een vermindering van de veestapel met 45 procent.
De maatschappelijke opbrengst becijferen de onderzoekers echter hoger, op 4,9 miljard euro per jaar. Die winst zit in het vermijden van schade aan gezondheid, natuur en klimaat die wordt toegeschreven aan de intensieve landbouw, die onder meer veel stikstof uitstoot via ammoniak uit mest.
De uitstoot heeft nadelige gevolgen voor de natuur en de gezondheid van omwonenden en als die worden vermeden, scheelt dat kosten. Mensen die tussen de veehouderijen wonen, hebben bijvoorbeeld een slechtere longfunctie en vaker last van longontstekingen dan de gemiddelde Nederlander, constateerde het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) eerder in een onderzoek. Ook gaan sommige dierziekten over op mensen. Zo zijn sinds 2007 tienduizenden mensen besmet geraakt met Q-koorts.
De totale maatschappelijke kosten van de intensieve landbouw becijferen de onderzoekers van Ecorys op 6,6 miljard euro. Die rekening komt nu bij de maatschappij terecht. De vraag is hoe de kosten van een overgang op duurzamere landbouw precies verdeeld moeten worden. De landbouw zelf kan die kosten niet alleen dragen, schatten de onderzoekers in. Greenpeace pleit voor oprichting van een ‘transitiefonds’: de overheid zou moeten meebetalen om de landbouwsector schoner te maken en ervoor te zorgen dat boeren eerlijke prijzen krijgen voor hun producten.