Omwonenden van windmolens zeggen minder hinder ervan te ervaren als ze zelf betrokken zijn geweest bij de plaatsing ervan. Als ze de kans krijgen om mee te denken over de plek en de “balans tussen kosten en baten”, rapporteren ze minder overlast. Die conclusie trekt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in een literatuurstudie.
Het instituut bekeek op verzoek van het Zwitserse Federale Milieubureau de wetenschappelijke literatuur die de afgelopen drie jaar is verschenen over het effect van windmolens op de gezondheid. Een van de conclusies is dat het geluid hinder oplevert. Dat verband is rechttoe, rechtaan: hoe meer decibels omwonenden horen, des te meer hinder ervaren ze. Zogeheten laagfrequent geluid leidt volgens de geraadpleegde onderzoeken niet tot meer hinder dan ‘gewoon’ geluid. Ook de schaduw van de molens, de beweging en de lampjes die erop staan om het luchtverkeer te waarschuwen kunnen ergernis veroorzaken.
Over mogelijke gezondheidseffecten is het onderzoek “niet eenduidig”, aldus het RIVM. Het lijkt er volgens de huidige stand van het onderzoek op dat niet het geluidsniveau zelf, maar het niveau van ergernis dat mensen ervaren een bepalende factor is. Mensen die negatief zijn over windmolens, bijvoorbeeld omdat ze vinden dat die een inbreuk op hun privacy vormen of omdat ze de molens zien als aantasting van hun leefomgeving, storen zich een stuk meer dan mensen die positief over windmolens denken.
Voorstanders, onder wie mensen die zelf profiteren van de opbrengst, ervaren minder irritaties. Mensen die zich storen aan windmolens, rapporteren op hun beurt ook vaker andere problemen die ze wijten aan windmolens, zoals slaapproblemen.
“Het is daarom belangrijk zorgen van omwonenden serieus te nemen en hen te betrekken bij het planningsproces en de plaatsing van windturbines”, concludeert het RIVM.