De belasting op gas gaat niet met 20 cent per kubieke meter omhoog, zoals eerst de bedoeling was, maar met 10 cent. De verhoging wordt bovendien geleidelijk doorgevoerd. Tegenover de hogere belasting op gas staat een lagere heffing op elektriciteit. Dat moet mensen stimuleren om bijvoorbeeld hun gasfornuis in te ruilen voor een elektrische kookplaat, of te investeren in betere isolatie en een zuinigere verwarming.
De lastenverschuiving van stroom naar gas wordt daarmee verzacht voor gezinnen die minder makkelijk van gas af kunnen stappen. Daarnaast worden huishoudens ontzien door ze minder te laten meebetalen aan de subsidiëring van duurzame energie. Bedrijven gaan daar in de klimaatplannen van het kabinet juist meer aan bijdragen.
De Nederlandse industrie krijgt vanaf 2021 te maken met een CO2-belasting. Bedrijven betalen aanvankelijk 30 euro per te veel uitgestoten ton CO2, en dat bedrag kan oplopen tot 150 euro per ton in 2030. Bedrijven hoeven de belasting pas te betalen als hun CO2-uitstoot boven een bepaald niveau komt. De opbrengst wordt grotendeels gebruikt om verduurzaming van de industrie te subsidiëren.
Het kabinet is verder van plan elektrisch rijden te blijven stimuleren, maar wel in aangepaste vorm. De huidige manier van subsidiëring ligt onder vuur omdat daar vooral mensen van profiteren die zich toch al een dure elektrische wagen kunnen veroorloven. Het doel blijft dat in 2030 alle nieuw verkochte auto’s elektrisch zijn. Het kabinet gaat daarnaast aan de slag met de invoering van een vorm van rekeningrijden.
De land- en tuinbouw kunnen rekenen op een extra investering van bijna een miljard euro in verduurzaming. Ook komt er meer geld om varkensboeren op vrijwillige basis de mogelijkheid te bieden in te krimpen of te stoppen. De maatregelen zorgen voor een aanzienlijke aanvullende besparing op de CO2-uitstoot.