Dat staat in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (24 juli 2019). De uitspraak is het sluitstuk van een lange juridische procedure over het bestemmingsplan ‘Stad Appingedam’.  

Aanleiding

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het Woonplein aan de Farmsumerweg, aan de rand van Appingedam. Het Woonplein is een winkelgebied voor alleen maar omvangrijke detailhandel, zoals meubelen, keukens en bouwmaterialen. Dat heeft de gemeenteraad als zogenoemde brancheringsregeling in het bestemmingsplan vastgelegd. De gemeente wil daar geen reguliere detailhandel toelaten. Deze brancheringsregels moeten voorkomen dat in het stadscentrum leegstand ontstaat. De eigenaar van een winkelpand op het Woonplein wil de bovenverdieping verhuren aan een schoenen- en kledingwinkel. Dat staat het bestemmingsplan niet toe, omdat dit reguliere detailhandel is. Daarom kwam deze eigenaar tegen de brancheringsregels in beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

Oordeel Hof van Justitie in Luxemburg

In januari 2016 stelde de Afdeling bestuursrechtspraak het Hof van Justitie in Luxemburg zogenoemde prejudiciële vragen om na te gaan of deze aanpak van de gemeente wel mag van de Europese Dienstenrichtlijn. Het Hof van Justitie oordeelde in januari 2018 dat de Dienstenrichtlijn zich niet per se verzet tegen zo’n regeling. Wel moet zo’n regeling dan aan een aantal voorwaarden voldoen: de regeling moet noodzakelijk zijn en ook evenredig, niet verder gaan dan nodig.

Meer onderbouwing van gemeente nodig

In juni 2018 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak in een tussenuitspraak dat de gemeenteraad wel had aangetoond dat de regeling noodzakelijk is, maar niet goed genoeg had onderbouwd dat het toestaan van reguliere detailhandel op het Woonplein ervoor zou zorgen dat het centrumgebied minder aantrekkelijk en leefbaar wordt. Dat had moeten worden onderbouwd “aan de hand van een analyse met specifieke gegevens”. Die analyse ontbrak, en daarom was niet duidelijk of de brancheringsregels van Appingedam wel evenredig waren, dat wil zeggen: effectief en niet verder gaan dan nodig om het doel te bereiken. De gemeenteraad kreeg van de Afdeling bestuursrechtspraak een half jaar de tijd om dat alsnog uit te leggen, of een andere regeling te treffen.

Nadere uitleg wel in orde

Naar aanleiding van de uitspraak van juni 2018 heeft de gemeente Appingedam deskundigen onderzoek laten doen naar de gevolgen van het verbieden van reguliere detailhandel op het Woonplein. In de uitspraak van vandaag oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak dat de gemeente met dat onderzoek aannemelijk heeft gemaakt dat de brancheringsregels effectief zijn voor de situatie in Appingedam, en niet verder gaan dan nodig is om te voorkomen dat het stadscentrum minder leefbaar wordt door toenemende leegstand. Als meer ruimte zou worden geboden voor reguliere detailhandel op het Woonplein, kan dat leiden tot het vertrek van publiekstrekkers in het centrum. De leefbaarheid en vitaliteit van het centrum zou daardoor onder druk komen. Daarom zijn de regels om reguliere detailhandel op het Woonplein te voorkomen aanvaardbaar en blijven die in stand. De procedure over het bestemmingsplan ‘Stad Appingedam’ is daarmee afgerond, zes jaar na vaststelling van het bestemmingsplan.