Het is veel te duur om zonneparken op het elektriciteitsnet aan te sluiten op basis van hun piekvermogen, vindt netbeheerder Liander. De grootste netbeheerder van het land pleit ervoor de regelgeving te veranderen. Wat Liander betreft moeten parken met zonnepanelen voortaan een aansluiting krijgen die niet 100 procent, maar 75 procent van de maximale stroomopbrengst kan transporteren.
Zonneparken draaien zelden op hun piekvermogen. Dat wordt alleen midden op een zonnige dag soms bereikt. Het grootste deel van de tijd leveren de parken minder stroom op. “Een groot deel van de tijd worden de kabels nauwelijks benut”, aldus de netbeheerder. Toch is het volgens de huidige wetgeving verplicht om zonnecentrales te voorzien van kabels die alle opgewekte elektriciteit kunnen doorlaten.
Liander is actief in Noord-Holland, een deel van Zuid-Holland, Gelderland, Friesland en Flevoland. In dat gebied voorziet de netbeheerder de komende jaren een enorme toename van het aantal zonneweides. Om de netcapaciteit voldoende uit te breiden, is een investering van 1,4 miljard tot 1,8 miljard euro nodig. Als de landelijke politiek het voorstel van de 75 procent overneemt, verwacht Liander daar 270 tot 390 miljoen euro op te kunnen besparen.
Heel veel stroom scheelt het niet: Liander heeft berekend dat de zonneparken maximaal 3 procent productie verliezen als tijdens de piekuren niet de volledige productiecapaciteit wordt benut.
Liander wijst er verder nog op dat het beter zou zijn om minder zonneweides en juist meer windparken te bouwen. Die leveren een constantere hoeveelheid elektriciteit. “Het waait in Nederland immers veel meer dan dat de zon schijnt.”