Vordering eisers
De 127 eisers vorderen een zogenoemde verklaring voor recht, die inhoudt dat de NAM en de Staat hoofdelijk aansprakelijk zijn voor door eisers geleden immateriële schade als gevolg van de aardbevingen. Volgens eisers is door de aardbevingen het woongenot aangetast en is er in een aantal gevallen sprake van geestelijk lijden. Ze vragen om een financiële vergoeding van de immateriële schade.
Recht ongestoord woongenot
De rechtbank oordeelt dat voor het deel van het Groningenveld, waar regelmatig aardbevingen worden gevoeld en schade wordt geleden, gesproken kan worden van een situatie waarin door de NAM een ernstige inbreuk wordt gemaakt op een fundamenteel persoonlijkheidsrecht, het recht op een ongestoord woongenot. Ook zonder dat er sprake is van geestelijk letsel leidt dit tot aantasting in de persoon, bij degenen die daardoor persoonlijk gevoelens van angst, zorg en psychisch onbehagen ervaren. Velen zijn bang voor hun veiligheid, ervaren spanningen en worden in hun dagelijks leven met de gevolgen van de aardbevingen geconfronteerd. Deze overlast overschrijdt gezien de aard, de ernst en de duur daarvan de grenzen van hetgeen eisers in het maatschappelijk verkeer als ‘gewone’ hinder hebben te accepteren en vormt een inbreuk op hun eigendomsrechten en op hun recht op ongestoord woongenot. De rechtbank oordeelt dat de NAM, die deze onrechtmatige overlast heeft veroorzaakt, aansprakelijk is voor de schade die eisers daardoor lijden. Daarnaast is de NAM aansprakelijk voor materiële schade als gevolg van gederfd woongenot. In een vervolgprocedure (een zogenaamde schadestaatprocedure) zal per eiser de hoogte van een eventuele schadevergoeding worden bepaald.
Onrechtmatig handelen Staat
In navolging van de uitspraak van de Raad van State van 18 november 2015 concludeert de rechtbank, dat de minister gehouden was om na de aardbeving in Huizinge de gasproductie met het oog op de veiligheidsrisico’s voor inwoners in het Groningenveld zoveel mogelijk te beperken. De Staat heeft dat niet gedaan, ondanks het feit dat hij was geadviseerd dat wél te doen. De Staat heeft niet kunnen uitleggen dat en waarom een verdere reductie van de winning gelet op de leveringszekerheid niet mogelijk was. De rechtbank oordeelt dan ook dat de Staat onzorgvuldig heeft gehandeld in de periode van januari 2013 tot en met december 2015. Eisers hebben echter niet onderbouwd dat zij geen schade zouden hebben geleden wanneer de Staat wel tot verdere reductie was overgegaan, zodat niet gezegd kan worden dat de schade die de eisers noemen het gevolg van dit onzorgvuldig handelen is. De rechtbank oordeelt daarom dat de Staat niet aansprakelijk is voor die schade en wijst die overige vorderingen van eisers tegen de Staat af.