De overheid werkt “met man en macht” aan de knelpunten die veel bouwbedrijven, grondverzetters en baggeraars ondervinden sinds ze aan strenge normen moeten voldoen wanneer ze grond verplaatsen die is vervuild met bepaalde chemische stoffen: PFAS. Staatssecretaris Stientje van Veldhoven is over de problemen in gesprek met bedrijven en lagere overheden. Ze wil snel oplossingen vinden, verzekert haar ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Het ministerie zegt begrip te hebben voor de “frustratie en onrust” in de sector, die voor volgende week een grote demonstratie in Den Haag voorbereidt om aandacht te vragen voor de problemen rond PFAS én stikstofregels. Net als stikstof leidt het PFAS-probleem tot stagnatie en vertraging, vooral in het baggerwerk en de bouw.
Brancheorganisaties als Bouwend Nederland en de Vereniging van Waterbouwers maken zich daar grote zorgen om. De woordvoerster van het ministerie stelt dat op basis van tijdelijke regels die onlangs zijn ingevoerd ook “heel veel wel kan”.
Kern van de zaak is de regel dat het verplaatsen van grond niet mag leiden tot hogere concentraties poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS). Daaronder vallen zo’n zesduizend stoffen die door de mens zijn gemaakt. Ze zijn water- en vuilafstotend en zitten in tal van producten, van verf tot regenjassen en van teflon tot blusschuim. Bepaalde PFAS zijn dermate giftig, dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) ze beschouwt als “zeer zorgwekkend”.
Lage concentraties PFAS zitten vrijwel overal in de bodem. Bedrijven die grond verplaatsen, zijn nu verplicht de verontreiniging te meten. Storten mag niet meer zomaar. Zo geldt in diepe plassen een bovengrens van 0,1 microgram per kilo, de laagst meetbare concentratie. Voor woningbouw en industrie geldt een hoger maximum: 7 microgram voor PFOA en 3 microgram voor overige PFAS.
Uitgangspunt is dat verontreiniging niet toeneemt. Een van de problemen is echter dat gemeenten en provincies nog niet goed in beeld hebben in hoeverre hun grondgebied met PFAS is vervuild. Het RIVM doet landelijk onderzoek. Bedrijven laten ook zelf metingen verrichten. De vraag is groot, maar laboratoria spelen daar op in, aldus het ministerie. “De wachttijd is nu een a twee weken.”