Het kabinet wil de komende decennia een grotere rol gaan spelen bij de inrichting van Nederland, maar de Tweede Kamer vraagt zich af of de regering wel genoeg slagkracht hiervoor krijgt.
De Kamer sprak donderdag met minister Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken) over de Nationale Omgevingsvisie die tot 2050 gaat. Hiermee trekt het kabinet voor het eerst sinds de eeuwwisseling weer de teugels aan als het gaat om de ruimtelijke ordening.
De inrichting van Nederland zal die komende dertig jaar ingrijpend veranderen. Er komt onder meer een energietransitie aan met zonneparken en windmolens, er moeten bijna 900.000 woningen worden gebouwd en er wordt ingezet op duurzame landbouw.
Op deze zaken wil het kabinet meer invloed. Daar gaan nu de lagere overheden over: provincies, gemeenten en waterschappen. Aan hun zeggenschap wordt niet getornd. “Decentrale bevoegdheden worden niet gecentraliseerd”, zei de minister.
Bijna alle partijen in de Kamer juichen het besluit van de bewindsvrouw toe om zich meer te gaan bemoeien met de leefomgeving. Maar hoe wil de minister doorpakken, vroegen verscheidene partijen zich af.
Hoe zit het met de slagkracht, wilde William Moorlag (PvdA) weten. Julius Terpstra (CDA) maakt zich zorgen over de daadkracht bij de woningbouw en Laura Bromet (GroenLinks) vindt veel vrijblijvend en vaag in de visie. Het zijn vooral “veel mooie woorden”, oordeelde Henk van Gerven (SP).
Het document geeft de voorkeur van de landelijke overheid aan, zei Ollongren. De uitwerking gebeurt in overleg met provincie, gemeenten en waterschappen, benadrukte ze. Dat is volgens haar ook belangrijk voor het draagvlak. “Het is een goede middenweg.”
Maar wat als er tegenovergestelde belangen zijn en partijen komen er niet uit – wat gebeurt er dan, wilde het CDA weten. Dan neemt haar ministerie de regie, zei Ollongren. “In die gevallen worden knopen doorgehakt. Dan gebeurt dat hier.”