Gemeenten kunnen en willen een belangrijke rol spelen in de ontwikkelingen in de bodem en ondergrond. Daarvoor is wel een stevige investering nodig in de uitvoeringskracht en kennis. Dit komt naar voren uit de eindrapportage van de pilot regionale kennisschakels bodem en ondergrond.
Eindrapportage Pilotprogramma regionale kennisschakels bodem en ondergrond
Fors investeren in menskracht
Op de uitvoeringskracht is de afgelopen jaren te veel bezuinigd, terwijl de vraag naar ondergrondse ruimte sterk is gestegen. Dat zijn 2 bewegingen die elkaar negatief versterken. Daarom moet nu een inhaalslag worden gemaakt door fors te investeren in menskracht, op alle schaalniveaus van de overheid, bij kennisinstellingen en andere kennispartners, en in de markt. Ook moet meer worden ingezet op datagestuurd werken en het aantrekken van jonge professionals.
Geld nodig om stevig te investeren
In de rijksbegroting ontbreekt budget voor de uitvoering van gemeentelijke bodem- en VTH-taken bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het streven naar ‘water en bodem sturend’ vereist dat decentrale overheden gedeeld eigenaarschap vormen op de afzonderlijke opgaven, stevig investeren in samenwerking en kennisvraagstukken en elkaar helpen bij complexe keuzes waarvoor ze komen te staan. Daarom is het cruciaal dat er op landelijk niveau geld beschikbaar wordt gesteld.
Pilotprogramma en vervolg
Veel maatschappelijke opgaven hebben ondergrondse ruimte nodig en hebben invloed op de bodemkwaliteit. Daarom heeft de VNG vanaf het najaar van 2021 een pilotprogramma geleid, gericht op versterking van de regionale kennisinfrastructuur over bodem en ondergrond. In dit kader zijn 7 regionale pilots uitgevoerd.
Gezien de grote opgaven op het gebied van bodem en ondergrond, hebben gemeenten, provincies en waterschappen behoefte aan inhoudelijke verdieping en bredere inzet van regionale pilots. Met deze blik vooruit is subsidie aangevraagd voor een vervolg op het pilotprogramma. Dit moet uiteindelijk leiden tot een goed werkende kennisinfrastructuur, waarin vragen vanuit de praktijk efficiënt hun weg vinden naar kennisinstituten en waar internationaal, landelijk én lokaal ontwikkelde kennis breed wordt benut in de praktijk.