De voorbereiding van de omvangrijke Omgevingswet verloopt niet goed. Er zijn problemen met het nieuwe digitale systeem dat eraan ten grondslag ligt en ook de gemeenten moeten nog veel werk verzetten voordat ze de nieuwe werkwijze kunnen invoeren. Dat concludeert het bureau ICT-toetsing (BIT) in een advies aan minister Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken). Ondanks de zorgen houdt het BIT vast aan de beoogde inwerkingtreding op 1 januari 2022 van de wet, die het omgevingsrecht moet vereenvoudigen. Ollongren heeft daar ook vertrouwen in. Ze neemt de aanbevelingen over, schrijft ze aan de Tweede Kamer.
In de nieuwe Omgevingswet worden tientallen wetten en honderden regels over de inrichting van het landschap gebundeld. Alle lagere overheden gaan dan op dezelfde manier werken met onder meer vergunningen en omgevingsplannen. Dat moet het voor mensen en bedrijven onder meer makkelijker maken om verbouwingen en evenementen te regelen. De wet zou eigenlijk in 2019 ingaan maar is door de complexiteit al twee keer uitgesteld.
Ollongren zegt vrijdag in een toelichting dat het belangrijk is dat de gemeenten goed en veel gaan oefenen en testen met het nieuwe systeem. “We hebben daar nu nog een jaar de tijd voor en dat gaan we doen. Het BIT adviseert daar snel mee te starten en goed erop te letten het stelsel niet te veel uit te bouwen en ingewikkeld te maken. Je moet zeker weten dat de basis van het IT-stelsel op orde is.” Ze is blij met de rapporten van onafhankelijke instanties die het proces volgen en bijsturen in plaats van dat dit achteraf gebeurt.
Het BIT vindt dat onderdelen van de nieuwe wet ook nog na de inwerkingtreding kunnen worden ingevoerd. “De gevolgen van verder uitstel wegen zwaarder dan eventuele weerstand en druk op het aanpassingsvermogen” van overheden. Ollongren schrijft dat “er flinke stappen zijn gezet en we daarmee op koers liggen. We zijn echter nog niet klaar en er kunnen nog tegenslagen komen.”
Uit onderzoek blijkt dat nogal wat gemeenten problemen voorzien. Bijna een derde van de gemeenten verwacht dat ze met de huidige inspanningen op tijd klaar zijn. Bijna de helft denkt dat ze meer moet doen en is daar ook mee bezig; 10 procent verwacht dat ze meer moeten doen en moet dit nog in gang zetten. Een klein deel, 3 procent, denkt dat het niet gaat lukken en 2 procent weet het niet.
Dagblad Trouw meldt op basis van een nog vertrouwelijk KPMG-onderzoek dat de kosten van het project 1,5 tot 1,8 miljard euro bedragen tot 2029. Het ministerie zegt nu geen uitspraken te kunnen doen over de totale kosten, omdat de eenvoudiger werkwijze ook tot besparingen leidt.