Op de tweede dag van de klimaatzaak van Milieudefensie tegen Shell zijn de twee kampen het grondig oneens over de vraag welk recht eigenlijk van toepassing is. Milieudefensie vindt dat de rechter de zaak volgens het Nederlands recht moet beoordelen. Shell is het daar niet mee eens en vindt dat het recht van alle landen waar het bedrijf actief is geldt.
De zaak draait om het terugdringen van de CO2-uitstoot waar Shell wereldwijd aan bijdraagt door de winning en verkoop van fossiele brandstoffen. Milieudefensie en mede-eisers willen dat de rechter het bedrijf een forse vermindering van die uitstoot oplegt. Zo wordt volgens hen “gevaarlijke klimaatverandering” tegengegaan. Shell doet daar volgens de eisers zelf te weinig tegen.
Advocaat Roger Cox betoogt namens de eisers dat moederbedrijf Royal Dutch Shell (RDS) de dienst uitmaakt in het wereldwijde concern. In het hoofdkantoor in Den Haag wordt het beleid bepaald voor de talloze vennootschappen die Shell wereldwijd heeft. Daarom moet de zaak volgens het Nederlands recht worden behandeld, meent Cox.
Volgens Shell klopt deze redenering niet. Alleen al daarom moeten alle vorderingen worden afgewezen, stellen de advocaten van het olie- en gasbedrijf. Volgens hen bepaalt de plaats waar CO2-emissies plaatsvinden welk recht van toepassing is. Het Europees recht is hier duidelijk over, zegt advocaat Jan de Bie Leuveling Tjeenk. Vermeende schade kan volgens hem alleen worden vastgesteld volgens de wetten van het land waar die schade zich voordoet. “Deze route kan niet worden gevolgd”, concludeert hij.
Mocht de rechter Shell gelijk geven op dit punt, dan blijft een feit dat ook in Nederland schade wordt geleden, betogen de eisers. Wereldwijde klimaatproblemen kunnen volgens hen indirect ook weer leiden tot gevolgen in Nederland, bijvoorbeeld op het gebied van de voedselvoorziening.