Er moeten meer plannen komen voor eengezinswoningen rondom de steden. Dat zou leiden tot een betere balans in het aanbod van woningen, bepleit het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) in een nieuwe studie. De huidige woningbouwplannen voor de periode tot 2030 zetten volgens het EIB “zwaar” in op binnenstedelijke locaties en appartementen, terwijl er eigenlijk meer eengezinswoningen nodig zijn.
80 procent van de geplande locaties is binnenstedelijk, 65 procent van het geplande aanbod is voor appartementen, aldus het EIB. Volgens het EIB zorgen trends als migratie en individualisering wel voor meer vraag naar appartementen in de steden in de toekomst, maar is er bij beleidsmakers te weinig aandacht voor doorstroming van huishoudens. Als daarmee rekening gehouden wordt, zouden er veel minder locaties voor binnenstedelijke woningen en appartementen nodig zijn dan waar nu voor gepland is, denkt het instituut.
Ook wordt gedacht dat veel eengezinswoningen vrijkomen doordat ouderen overlijden of verhuizen naar verpleeghuizen. Dit speelt volgens het instituut wel enigszins, maar doordat jongeren ook weer nieuwe huizen zoeken komt er weer extra vraag naar dit soort woningen. Denk bijvoorbeeld aan alleenstaanden die op den duur een partner en een gezin krijgen en dan een groter huis zoeken.
Volgens het EIB wonen de meeste paren en bijna alle gezinnen met kinderen in eengezinswoningen, maar wonen er ook nog onevenredig veel alleenstaanden in dit soort huizen. De vraag naar eengezinswoningen in een groene omgeving blijft volgens het EIB de komende tien jaar nog groot.